Briefwisseling Menno ter Braak - Ida de Vries

Ida de Vries
aan
Menno ter Braak

Amsterdam, 19 december 1927

Amsterdam. 19 Dec. 1927.

Zeer geachte Mijnheer ter Braak,

Mijn vriendelijke dank voor de spoedige terugzending van mijn cahier. Ik zal Uw raad opvolgen; in de eerste tijd weinig schrijven en de door U genoemde werken lezen. Mag ik U echter vragen, waarom U mij René de Clercq afraadt, omdat ik dan weet, welke andere schrijvers niet aan het doel beantwoorden. Verder schreef U, dat ik ‘Eva’ lezen moet, maar Moeder meent, dat dat geen geschikte lectuur is voor iemand van zeventien.

Naar aanleiding van het slot van Uw brief, wilde ik U zeggen, dat ik geloof, dat U mijn werk over het algemeen wél goed begrepen hebt (in elk geval beter, dan ik het zelf gedaan had), maar ik vind het niet eerlijk, om me zulke diepzinnige wereldbeschouwingen als ‘de teleurstellende “oude” wereld van mijn tradities’ te laten aanleunen, aangezien ik er die eigenlijk nog niet op na houdt.

Verder weet ik niet, wat ‘vormkracht’, en ‘vorm’ zelf is, nl.; of het daar om rhythme en klank, of om iets anders gaat.

Nu moet ik U nog even een vraag van Vader overbrengen. Zoudt U zoo vriendelijk willen zijn, Uw declaratie te zenden, anders durf ik U werkelijk niet met al mijn vragen lastig te vallen, en zoo lang beslag op Uw tijd te leggen.

Met mijn besten dank,

Hoogachtend,

Ida de Vries

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie