[p. 306]

En drie jaar later ...

Johan van Vorden: Maja

Johan van Vorden was al wat mager, toen hij Alex' Vrouwen schreef; hij was wat al te overtuigd van zijn eigen geestigheid, voelde zich wat al te interessant, omdat hij over het huwelijk wist mee te praten, maar was althans dragelijk. Ik vermoed, dat de enige figuur, die hij werkelijk heeft zien leven, zijn eerste liefde Wendel geweest is; maar die was er dan tenminste. Verder was er veel wijsheid van het gym.

Toch had ik van Johan van Vorden niet een dusdanig prul verwacht als Maja. De erg flauwe inleiding is al bedenkelijk; u weet wel, er is een vrouw bij hem gekomen, en deze heeft hem een manuscript gegeven, en dat geeft Johan nu uit. Of het is niet waar (en dat zal wel), óf hij had dan zijn naam niet op de band mogen zetten. Overigens mag het voor mijn part die vrouw zijn geweest; ik verwed er mijn hoofd om, dat zij dan minstens Johanna heet. Zij moet zich de eigenwijsheid van Johan zeer eigen hebben gemaakt, om hem zo te kunnen imiteren.

Voortdurend denkt men, al lezend: wat belachelijk ben je toch, Johan, dat je jezelf zo ernstig neemt, dat je al die bladzijden, kleine weliswaar, maar toch bladzijden, in koelen bloede vólmaakt met woorden. Je weet toch wel, Johan, dat geen kip gelooft, dat Maja ‘door het eeuwige wordt getrokken’, zoals je op pagina 2 beweert, maar vergeet te bewijzen: dat zelfs niemand aan Maja überhaupt gelooft. Maar vooral, wat ben je vervelend, Johan, schei eindelijk eens uit met je exotische import, wees eens gewoon, wees minder interessant, minder cynisch ook. Lees eens wat van Ilja Ehrenburg b.v., en kom dan eens kijken, of je jezelf nog altijd zo leuk en belangwekkend vindt. Geloof eens aan de eeuwige liefde, drink eens een borrel, praat eens met een bootwerker en zo. Bedenk, dat het leven veel minder interessant is, dan je denkt, maar veel be-

[p. 307]

langwekkender. Kortom, Johan, zoek een baantje, je hebt teveel vrije tijd!

Spreekt men echter in deftige, opvoedende critische termen over Maja, dan moet men zeggen, dat het alles totaal mislukt is, van de titel af tot de correctie van de zinsbouw toe. De mensen uit dit slijmerige verhaal zijn lijken met mechaniekjes; zo kunnen zij o.a. stuk voor stuk mechanisch praten als Johan van Vorden. Lang, belangwekkend, slaapwekkend. Cynische lui zijn dat, hoor! Zij hebben van verveling de praatkoorts gekregen en zijn niet stil te krijgen. Zij slaan voortdurend culturele laster uit, zij lopen naast zichzelf te wauwelen. Zij hebben dan ook maar dat éne kleine gebrek: dat ze dood zijn, en in verregaande staat van litteraire ontbinding verkeren. (Zo'n aardigheid zou Johan ook kunnen lanceren, dat is waar.)

Met dat al blijft de prestatie van 330 bladzijden, netto, benevens de mogelijkheid, dat het een grap is, een parodie op Waldemar Bonsels misschien, of op de roman Alex' Vrouwen, of op het romanschrijven in het algemeen.

1931