[p. 123]

De Gestorven Scholier

 
De meester:
 
Hier ligt van Aart, tot schrik van booze kinderen,
 
Die lui zijn en hun plicht niet kennen,
 
Met wijze lessen kon men niet verhinderen,
 
Dat hij verdierf en niet aan school kon wennen.
 
Stem van Generzijds:
 
Leert vlijtig, o, gij brave kinderen,
 
En drinkt de wijze woorden die gij hoort,
 
Dan zal het lijden wat verminderen,
 
Van mij, die door het kwade werd bekoord.
 
 
 
Denkt niet aan zeeën en aan winden,
 
Wanneer de meester op het bord,
 
De x-jes zoekt. En o, mijn brave vrinden
 
Zorgt dat gij nimmer tranen stort,
 
 
 
Als ik die nu de wrange vruchten pluk,
 
Van slechte cijfers en van beurten ongekend,
 
En zwerven moet ver van 't geluk,
 
Tot 'k mij aan overluchtsche scholen heb gewend.
 
 
 
Hoedt u voor domheid en voor romantiek,
 
Ziet hier hoe kwaad het mij is vergaan,
 
Die jong reeds oud van geest en melancholiek,
 
De eeuwigheid ben ingegaan.
 
De meester:
 
Hoort kinderen dit berouw uit overluchtsche streken,
 
En trekt hieruit een nutte leering,
 
En denk niet dat ik sta te preeken,
 
Want wat ik zeg is goddelijke bewering.

R. van Aart