37. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 3 Maart '34

Beste Eddy Hartelijk dank voor Bringolf, die gisteren kwam, en voor de proeven! Ik heb dadelijk je roman uitgelezen en de voor mij bestemde proeven nagezien. Het geheele Man tegen Man is nu gecorrigeerd; ik zend je morgen het heele pak; bewijs me de vriendendienst, het nog eens door te oogen, want ik ben zoo verschrikkelijk nonchalant in die dingen en heb er toch later het land over, als er fouten in de tekst staan.

Ook het laatste deel van Een Voorbereiding las ik met dezelfde sympathie als het voorafgaande. Als ik het geheel overzie, moet ik concludeeren, dat het toch eigenlijk een verzameling, op zichzelf levende en spitse, fragmenten is gebleven, en dat het geen roman geworden is. Ik bedoel niet naar den vorm, maar naar de ontwikkeling van de personagiën, die te vaak door divagaties wordt onderbroken, om duidelijk te zijn. Maar je kunt

[p. 69]

die divagaties toch weer niet missen, ze vormen een deel van het werk, van deze annalen, die trachten aan de annalistiek te ontsnappen. Voor mij is Een Voorbereiding le bon genre, een mislukte roman wellicht, maar dat doet er dus pas in de tweede plaats toe. Het naschrift is in dit verband uitstekend. Overigens is het boek waarschijnlijk voor den gemiddelden Hollander tienmaal stuitender dan Hampton Court. Ik kreeg vandaag het Schetsboek van Coster en weet nu weer precies, wat den gem. Holl. niet ‘stuit’! Het is dan ook weer vrij erg, alleen het hoofdstuk over den laster is niet slecht.

Bouws neemt de proeven van E. Voorber. Zaterdag mee naar Brussel; hij wou ze eerst graag nog lezen.

Met Slauerhoff blijft het slecht gaan, hoor ik. Veel hart. gr., ook van Truida, je

Menno

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie