42. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 19 Maart 1931.

aant.

Beste Eddy [...] Ik heb E Poi Muori gelezen, gisteren. Ik vind het mislukt. De dooddoener ‘het is geen roman’ zou ik hier toch willen gebruiken; het is geen roman, want de memoires spelen er te duidelijk doorheen, het zijn ook geen memoires, want daarvoor zijn de gefingeerde situaties weer te manifest.

[p. 74]

Met ‘het is geen roman’ bedoel ik, dat de spanning van het geheel ten eenenmale ontbreekt. Het blijven fragmenten, waaronder buitengewoon goede, maar van een verbindende eenheid is niets te ontdekken. Het is eigenlijk vreemd, dat je de schrijftrant van Een Voorbereiding hier weer opneemt, maar met beslist minder succes! De fouten van Een Voorbereiding zijn hier mammoutisch vergroot, terwijl de levende figuur van Kristiaan verdund is tot den veel minder levenden Godius. Van de familie Weber, die voor mijn gevoel prachtige mogelijkheden biedt, maak je bijna geen gebruik, na het begin! Trouwens, alle figuren blijven te schetsmatig, om den lezer te kunnen vastpakken; het blijven projecties van Reinald, en die projecties zouden in een zuiveren memoirenstijl wel goed zijn, maar in dit halfslachtig verband deugen ze m.i. niet. Het zou onzin zijn, tegenover jou toegeeflijk te zijn en te gaan aanvoeren, dat er zulke goede fragmenten in voorkomen, dat het heele boek intelligent en sympathiek is, want je zult zelf ook met den strengsten maatstaf gemeten willen worden, die van het geheel. Ik mis altijd nog de vaart, die geen enkele bedenking doet opkomen, van je critieken, van de Cahiers, en van het Gebed. Dit is niet je maximale potentie, het is tenslotte een verlitteratuurde du Perron, die de gave mist, buiten zichzelf te treden, en toch een roman schrijft. Dit is m.i. de fout; je was in de stemming voor memoires en trachtte een roman te maken. Daardoor wordt de illusie van een intrige, van een verloop, van een ontwikkeling, telkens doodelijk onderbroken door de dialogen, wordt het geheel zeer onbevredigend.

Ik schrijf zoo afwijzend, juist omdat ik absoluut niet de antipathie voel, die ik tegen ‘Bij Gebrek a. Ernst’ heb, integendeel, E Poi Muori boezemt me dezelfde sympathie in als Een Voorbereiding, maar het is minder goed en daarom ben ik ‘er teugen’. Het is beneden je kunnen, daar is eigenlijk alles mee gezegd.

De heer Roel Houwink heeft over het Carnaval geschreven in Elsevier. Hij vindt het zéér erg, en heeft zelf ‘blanke mazen’ gevonden, waardoor hij kan ontsnappen naar een betere wereld.

[p. 75]

Zou hij ons die mazen ook niet kunnen verkoopen, of althans verhuren?

Hampton Court heb ik bijkans aan Nijgh & van Ditmar verhandeld. Zij geven zulke condities, dat ik als pauper er eigenlijk geen protest tegen kan aanteekenen.

Schrijf gauw eens terug, ook over je eigen belevingen! Een hartelijke hand van je

Menno

Ik moet je nog van alles sturen; dat komt, ik heb allerlei laten liggen.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie