[p. 475]

[Aantekeningen]

1930

1

‘via Bouws’ = Everard Bouws (*1900), vriend van Ter Braak en Du Perron, later redactiesecretaris van Forum. Over zijn kennismaking met beide schrijvers schreef de heer Bouws: ‘Gedurende mijn verblijf in Ned. Indië (ik was toen ingenieur bij de K.P.M.) ontmoette ik Slauerhoff in 1926, die in die jaren scheepsarts bij de Java-China-Japan Lijn was, ten huize van een in Batavia wonende, gemeenschappelijke vriend. Uit deze ontmoeting ontwikkelde zich een vriendschap, welke tot Slauerhoff's dood heeft geduurd. Sl. en ik keerden beiden in 1928 naar Nederland terug en het was op zijn kamer in Utrecht, dat ik in de loop van 1929 du P. ontmoette... Ter Braak ontmoette ik in 1928 door wijlen Graadt van Roggen, toen redacteur N.R.C., in het kader van de Filmliga. Ik woonde toen in Rotterdam, waar ik werkzaam was als scheepsbouwkundig expert voor een groep buitenlandse assurantiemaatschappijen. Toen ter Br. een leraarsfunctie in Rotterdam aanvaardde, gingen wij elkaar geregeld ontmoeten, o.a. aan een wekelijkse maaltijd met nog verschillende andere mensen van onze leeftijd.’ De heer Bouws was ook bevriend met de directeur van de uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, D. Zijlstra. Voor deze uitgeverij beoordeelde de heer Bouws wel, als lector, aangeboden ms.

‘je bent tot nu toe de enige, die... mijn bedoelingen... hebt geraden’ = Verwijzing naar Du Perron's bespreking van Het Carnaval der Burgers. EdP., V.W.2, p. 212.

‘door mijn baantje’ = Ter Braak was als leraar verbonden aan het Rotterdams Lyceum. Hij woonde in Rotterdam aan de Beukelsdijk, 143B. Alie Smeding = Schrijfster (1890-1938), wier romans in haar tijd druk besproken werden om de wijze waarop zij erotische problemen in haar werk aan de orde stelde. Op 23 November 1930 sprak Ter Braak voor de Avro over haar roman De domineesvrouw van Blankenheim. Onder de titel Provincialisme en Rhetoriek verscheen deze bespreking in De Stem, jrg. 1931, p. 62.

2

Si le grain ne meurt... = Autobiografisch werk van André Gide (1869-1951), waarin deze de eerste 25 jaren van zijn leven vertelde. Du Perron en Ter Braak hebben zowel voor het oeuvre als voor de persoonlijkheid van Gide - ‘de grootste schrijver van het huidige Frankrijk’, schreef Ter

[p. 476]

Braak op 20 November 1939 in Het Vaderland - steeds grote belangstelling gehad (zie de registers bij hun verzameld werk).

‘getuige het stukje in de N.R.C.’ = 13 November 1930 verscheen in de N.R.C. een bespreking van Het Carnaval der Burgers door Jan van Kasteel, een gedeeltelijk zeer lovende bespreking waarin Ter Braak echter tenslotte verweten werd geen gevoel te hebben voor ‘het boven-individuele, dat bezig is te rijpen’.

‘Voor mij is het lang niet zeker’ = Gesprek over Slauerhoff verscheen inderdaad in De Vrije Bladen, jrg. 1930. Zie EdP., V.W. 2, p. 240.

Van Wessem = Constant van Wessem (1892-1954), mede-oprichter en redacteur van De Vrije Bladen.

‘een cahier-aanteekening over je Havelaar-opstel’ = 24 September 1930 schreef Du Perron een stuk over het artikel van Ter Braak. EdP., V.W.2, p. 217.

Kelk = C.J. Kelk (*1901), dichter, romancier en kritikus.

Malraux = Met André Malraux (*1901) was Du Perron bevriend sinds ‘ongeveer April '27’ (EdP., V.W. 2, p. 176). En in 1939, in zijn brief aan Soetan Sjahrir, gaf hij zijn verhouding tot Malraux als volgt weer: ‘Ik ken Malraux van zeer nabij: hij is het bewonderenswaardigste, geniaalste personage dat ik ooit ontmoette: 100% geobsedeerd en 100% begaafd. De rol die hij vervult kàn de mijne niet zijn; en niet alleen omdat ik, om waar te blijven tegenover mijn eigen natuur, in sommige opzichten lijnrecht tegenover hem zou moeten staan.’

3

‘den nieuwen mensch’ = Tot de publicaties van Just Havelaar (1880-1930), medestander van Dirk Coster, met wie hij in 1920 De Stem oprichtte, behoorde ook De nieuwe mensch (1928). Bij het overlijden van Havelaar in 1930 schreef Ter Braak het opstel Just Havelaar en zijn tegenstanders, MtB., V.W. 1, p. 321.

‘ingesloten critiek op mijn beste vriend’ = De verschijning van Prisma, een bloemlezing uit de Nederlandse poëzie na 1918, verzameld en ingeleid door D.A.M. Binnendijk, was voor Ter Braak aanleiding tot het schrijven van Prisma of Dogma, MtB., V.W. 1, p. 348.

4

Van de Voorde = Urbain van de Voorde (*1893), Vlaams dichter en essayist. ‘de pseudo-juffrouw Proost’ = Mien Proost was het pseudoniem van de dichter Hans Klomp. Over Du Perron en Mien Proost, zie G.H. 's Gravesande, E. du Perron,, pag. 182.

‘dat ook jij aanhaalt’ = In Prisma of Dogma wees Ter Braak Binnendijk er op (MtB., V.W. 1, p. 355) dat Du Perron's Gebed bij de harde Dood hem bekend kon zijn uit de letterkundige almanak Erts (1929).

‘dat je... de enige bent geweest wiens getuigenis... werd geweerd’ = Ter Braak's stuk Just Havelaar en zijn tegenstanders werd geweigerd door De Stem voor het aan de nagedachtenis van Havelaar gewijde num-

[p. 477]

mer. Het werd daarop opgenomen in De Vrije Bladen, jrg. VII 1930, afl. 7.

5

Deze regels van Ter Braak zijn geschreven op een ansichtkaart: Berlin bei Nacht: Friedrichstr. Ecke Unter den Linden met links het terras van het Café u.d. Linden onder een grote licht-reclame van Citroën. Mogelijk was dit het café waar Ter Braak Barnabooth las, zie zijn brief van 4 Januari 1931.

Barnabooth = A.O. Barnabooth, son Journal Intime, door Valery Larbaud (1881-1957). Sinds Du Perron in Juni 1923 in Florence dit werk van Larbaud leerde kennen, is het tot zijn meest geliefde literatuur blijven behoren. In zijn Autobiografisch Overzicht, EdP., V.W. 7, p. 503-504, erkende Du Perron bij het schrijven van Het Land van Herkomst de invloed van Barnabooth, naast die van Henri Brulard, te hebben ondergaan.

‘met een noot van Binnendijk’ = Zie de brief van Ter Braak van 8 Januari 1931, waarin wordt vermeld dat de noot niet doorgaat.

‘Blij, dat je me aan hem hebt voorgesteld’ = De datum van de eerste ontmoeting tussen Ter Braak en Du Perron is onbekend. Wel lijkt het waarschijnlijk - de vertrouwelijkheid van de brieven vanaf 22 December 1930 is een aanwijzing - dat zij elkaar tussen 26 November en 22 December van dat jaar geregeld hebben gezien. Dat zou ook een verklaring kunnen zijn voor het feit dat brieven, en zelfs briefkaarten, uit deze periode ontbreken. In die tijd dus heeft Du Perron Ter Braak en Malraux aan elkaar voorgesteld en zal hij Ter Braak de lectuur van Barnabooth hebben aanbevolen. Malraux hield op 9 December te Rotterdam een lezing over de betekenis van de kunst in Azië, een lezing waaraan de NRC van Woensdag 10 December 1930 een zeer lovende bespreking wijdde. De eerste ontmoeting tussen Ter Braak en Du Perron zal dus hebben plaats gehad tussen 26 November en 9 December 1930. Ter Braak kenschetste Malraux op 27 December 1933 in Het Vaderland als ‘de man van de rake en intelligente definitie’.

7

‘Ik heb je... een vrij langen brief geschreven...’ = Die brief werd door Ter Braak nooit ontvangen, zie de brief van 4 Jan. '31.

Paul Méral = Pseudoniem voor Paul de Guchtenaere, Belgisch avonturier en schrijver. Voor bijzonderheden over Méral, zie Ada Deprez, E. du Perron - zijn leven en zijn werk, p. 127.

Hellens = Franz Hellens (*1881), franstalig Belgisch schrijver.

‘Mijn vrouw’ = Simone Sechez, met wie Du Perron was gehuwd van 1929-1932.

Darja = Darja Collin, die in Nederland in de dertiger jaren bekendheid genoot als danseres, is gehuwd geweest met Jan Slauerhoff.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie