Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Eibergen]

[Zutphen]. [na 25 maart 1932]

Beste Menno.

Dank voor je brief. Ik loochen al je conclusies niet, maar wensch toch enkele zéér betrekkelijk te noemen. Langzamerhand verschijn ik zeker in ‘volledige uitgave’ (als ik 80 ben volgt vermoedelijk een jubileumuitgave verguld op snêe).

Maar wie zegt jou, dat deze laatste uitgave dichter bij het ‘geheel’ staat dan de ‘muts’uitgave. De eene uitgave zie jij liever dan de andere.

De lange mantel, ik geef dat toe, heeft enkele pretenties die ik zelf niet meer heb.

Dat de mensch een geheel is ben ik niet met je eens. Je kan ook zeggen een som van deelen. Of je altijd als geheel te voorschijn komt betwijfel ik, tenminste bij mezelf; ‘onopgeloste antithese’ is nog zoo gek niet (toepasselijk op mij bedoel ik).

Woensdag kom ik mee naar Eibergen. 'k Geloof dat Vader graag bij jullie wil logeeren. Vindt je Moeder goed dat ik mee kom? 'k Vermoed dat de Pipa nog wel even op zal bellen.

IJs en weder dienende verschijn ik in laatste uitgave.

Dag!

Tot ziens.

Hart. gr.

Ant

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie