Menno ter Braak
aan
Truida Varangot-ter Braak (Woluwe-Brussel)

Den Haag, 8 oktober 1937

Den Haag, 8 Oct. '37

 

Beste Truida

Bedankt voor je uitvoerigen brief over de quaestie van Vlaanderen zijn critiek. Ik ben het inderdaad, wat de zaak betreft, met Jan volkomen eens, al heb ik hem erbij geschreven, dat hij er beter aan gedaan had eerst ronduit toe te geven, dat hij zich over een detail (Maurice's [xx], zwijgen over Rilke en Alain Fournier) vergist had. Want aan het beginsel verandert dat niets. Dat Jan Greshoff zelf van tijd tot tijd in zijn enthousiasme ook overdrijft, zal ik verder niet ontkennen, maar daarmee vervalt niet zijn betoog tegen de Vlamingen, die het euvel stelselmatig bedrijven, en op totaal andere gronden.

Voor mij echter heeft de vlaamsche critiek, tot nader order, afgedaan na de zaak Virginia, gevolgd door de nog veel blamabeler zaak Urbain v.d. Voorde; een nul in folio, die n.b. door de Vlaamsche redactie van ‘Forum’ is toegelaten in de kolommen van dat tijdschrift! en dat nog wel met zijn gegapte theorieën over Ruusbroec? Ik neem den heeren niet kwalijk, dat zij het plagiaat niet ontdekten, maar wel, dat zij geen oordeel des onderscheids genoeg bezaten om den humbug in dien stijl te ruiken. Jan Gr. heeft volkomen gelijk, als hij zegt, dat de blamage van V.d. Voorde niet mogelijk zou zijn geweest zonder de bespottelijke critiekloosheid van de Vlaamsche critiek! Ik zeg dit niet om oude koeien uit de sloot te halen, maar om te verklaren, hoe het komt, dat die generatie van Vlamingen mij geen enkele vorm van optimisme meer lijkt te wettigen. Zij zijn opgegaan in de gezelligheid van de Hoogdagen, en het peil van hun werk zakt over de heele linie, (ik hoop, dat de roman van Maurice, dien ik nog niet gelezen heb, een uitzondering zal maken). De adoration mutuelle wordt bovendien volkomen te goeder trouw bedreven, en zoo is het drama in vollen gang.

In de discussie in Het Vad. heb ik me opzettelijk niet gemengd, omdat ik van Jan's gelijk overtuigd was, maar het niet gastvrij zou hebben gevonden, Maurice in mijn eigen blad te desavoueeren. Ik geloof, dat hij het weet, dat hij ongelijk heeft, en daarom het hoofdprobleem op bijzaken afwentelt.

Wil je Maurice (die dezen brief natuurlijk gerust mag lezen) ook zeggen, dat ik van de gewaardeerde invitatie voor de Hoogdagen geen gebruik zal maken? Ik had voor Het Vad. willen gaan om eenige persoonlijke indrukken te schrijven, maar Schilt voelt er niets voor, omdat wij in Brussel een corr. hebben. Als particulier aan het feest deel te nemen ligt niet in mijn lijn. Maar de uitnoodiging vond ik bijzonder aardig.

Het doet me overigens pleizier, weer eens iets van je te gehoord te hebben.

v.gr. ook van Ant en voor Victor

je Menno

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie