E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Brussel, [5 februari 1931]

Brussel, Donderdag.

Beste Menno,

Van Bouws vanmorgen gehoord dat je veel meer voelde voor Een Voorbereiding dan voor Bij Gebr. aan Ernst. Des te beter; vooral in dit geval. Ik geloof niet dat literair gesproken deze voorkeur ‘juist’ is, maar aangezien de literaire kant ons niet in de eerste plaats treft, en zeker niet in de verhouding jij-en-ik, is alles pour le mieux. Toch graag je kritiek, en beschouwingen over Eva.

Nog even dit ook: het stuk van Van Eyck over Slau las ik (Gr. had het). Er is een absoluut misverstand, ontstaan door den term ‘meer dan tot op het hemd toe uitgekleed’, gebezigd door Mayer. Ik had beter moeten weten met wien ik te doen had. Het stuk is absoluut niet afbrekend, integendeel: hij neemt Slau zeer au sérieux, en analyseert hem alleen maar op de moeizame en grondig vervelende wijze waarin hij zich heeft gespecialiseerd. Er is dus ook van een tegenaanval geen sprake meer. Het ging er anders om de waarde, onze waarde (valeur) ‘Slauerhoff’ te verdedigen tegen die opvattingen van de Beweging-brahmanen. Ma niente, signore, tutto va bene.

Ik heb een nieuwe brief gekregen van Marsman, met uitgebreide beschouwingen omdat zijn eerste antwoord après tout te summier bleek; ook met een aanval op jou, maar een weinig-zekere. Ik kan helaas dit alles niet publiceeren, want ik heb nu al zoowat ruzie met Kramers over de eerste bezending, waardoor hij ‘in bittere tweestrijd’ alweer is geraakt. Ik heb hem geschreven dat als hij de boel ditmaal niet opnam, hij mij in zekeren zin een figuur liet slaan, maar dat ik dan geen tweestrijd zou hebben om voortaan geen regel meer te zetten in zijn blad; - waarop nog geen antwoord. Maar van inzenden van nieuwe bijlagen natuurlijk geen sprake. Als Marsman dus zijn eerste antwoord, zònder dit erbij, desavoueert, kan ik hoogstens zijn eerste brief met mijn naschrift terugvragen (wat Kramers heerlijk zou vinden!) en alles alleen afdrukken in mijn cahiers. Maar dat wordt een uitstel tot volgend jaar. Ik vind het een vervelend geval.

Laat de verdediging van je stellingen gerust aan mij over, althans tegenover Marsman. Ik ben zeer benieuwd naar de repliek van Binnendijk.

Je proeven met inleiding (zéér aardig!) zijn naar Stols. Ook Stols vond die inleiding bizonder goed, zei hij tegen Greshoff. Zou je bij ‘Jezus: je zus(ter)’... die ‘(ter)’ niet schrappen, die de grap een tikje te veel aandikt. ‘Je zus’ is bovendien juist zoo aardig, vooral omdat je een klein jongetje was toen je die heerlijke regelen las. - Ik zend je de drukproeven van die inleiding, maar kijk voor jou de nieuwe proef hier na, als je dat wilt.

Nu, ik wacht op de beloofde letteren. Ben je uitgegriept? Groeten aan Truida en een hand van je

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie