Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 10 februari 1934

den Haag, 10 Febr. '34

Beste Eddy

Hoewel ik aanstonds naar Zutfen ga, kan ik je nog juist even antwoorden op je brief, die vanmorgen binnenkwam. Inmiddels heeft, naar het schijnt, het bloote optreden van Doumergue al weer olie op de golven gedaan, naar ik in de krant lees. Het is toch een raar volk, die Franschen, en met alle ‘smeerlapperij’ sympathiek in sommige reacties. Trouwens, Doumergue als de ‘sterke man’ is ook niet kwaad, als je hem bij Mussolini, Hitler en Mussert vergelijkt.

Je stuk over de Ned. letteren is een ‘brok historie’ van beteekenis geworden! Dat je de noodzakelijkheid van zulke strategische lappen niet meer voelt, ligt voor de hand; ik ook niet; het is zuiver toeval, dat wij momenteel met ‘de letteren’ ons brood verdienen, met eigenlijke ambities heeft dat niets meer uitstaande. Maar stel je gerust, het artikel is absoluut niet slecht, en zeer leesbaar! Ik heb Klaus geschreven, of ik hem, met dit stuk in de hand, mocht ontmoeten, de volgende week. Je hoort er daarna natuurlijk van. (Ik heb eergisteren Duhamel geïnterviewd. Dat is de ware letterkundige! Vriendelijk, vaderlijk, stralend, inwendig, geloof ik, zeer dom, maar voor alles: een oompje!)

Mijn slotkolom over Helman verloochen ik toch niet! In dit geval is het heel duidelijk, dat Helman zich inferieur voelt aan zijn critici; ik wil je desnoods toegeven, dat het woord ‘complex’ hier banaal aandoet, maar van mijn betoog laat ik niets vallen. Ik begrijp niet, dat je de pedanterie van het woord ‘vertalingen’ hier niet ziet! Als hij nu nog had gezegd, dat hij zoo graag in vreemde talen wou schrijven - soit! Dat ‘vertalingen’, op deze plaats, suggereerde een stinkende zelfingenomenheid, die bovendien door niets gemotiveerd wordt. Het is toch, zou ik zeggen, ook van eenige beteekenis, wie zooiets zegt!! Morgen aan de dag zegt Alie Smeding het ook, en dan wensch ik me dood te lachen. Als ik kon, zou ik zelf in het Duitsch schrijven, maar god weet, dat ik het niet kan, zie mijn dissertatie. De verachting van Holland vind ik sowieso goedkoop, omdat het de verachting van een abstractie is, evenals de verachting van ‘het’ publiek. Wat is het publiek? Daar hooren wij ook bij; niemand heeft daar een rangorde-teeken tusschen de massa en ons opgesteld. Juist nu mij het probleem van de rangorde zoo intens bezighoudt, werp ik alle voor de hand liggende rangorden weg, om vooral geen donquichoterie te bedrijven. Enfin, uit het stukje van Dirk C. heb je kunnen zien, dat ook ik (evenals Helman dus) ‘neuzel’ van eigenwaan. In laatste instantie hebben we allemaal veel eigenwaan, en het hangt er maar van af, welke we accepteeren.

Ant zegt, dat je ‘de Smeerlapperij’ vast moet houden. Ik houd nu eenmaal niet van zulke titels, waarachtig niet omdat ik er door gechoqueerd word, maar omdat ik... enfin, precies omdezelfde reden, als boven. Zie ‘publiek en Holland ik veracht u’. Het ligt mij niet, ik kan er niets aan doen. Geschmackssache. Het is niet noodig erover te discussieeren, want ik zal je stukken eronder met hetzelfde pleizier lezen!

Shanghaí heb ik net verkocht aan een jood! Dat is pech, maar je zoudt er ook niet veel aan hebben, denk ik.

Forum gisteren verschenen. Te laat, inderdaad, maar het nummer is aardig, lijkt me. Je hebt het nu al, natuurlijk.

Je gelijkenis met Uyldert lijkt me voorshands nog problematisch! Nu, ik moet naar den trein.

hart.gr., ook van A. voor jullie beiden

je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie