Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 11 juli 1935

den Haag, 11 Juli '35

Beste Eddy

Hoewel ik niet veel nieuwe gezichtspunten naar voren kan brengen, moet ik toch nog op enkele dingen in je gisterenavond ontvangen brief antwoorden. Dat je je, uit ‘dynamische’, antiheroïsche overwegingen met Huizinga identificeert (tot op zekere hoogte), is mij een bewijs, dat je momenteel alles, zelfs het afzichtelijkste geldzak-burgerdom, wel wilt slikken, als er vooral maar geen collectivistische phrasen bij te pas komen. Maar dat je dit burgerdom (de verstarring van den ‘burger’ op het ‘carnaval’) sympathiek vindt, is mij toch weer een psychologisch raadsel. Enfin, ik heb onlangs met den man in quaestie gesproken, en ik weet dus, hoe hij iedere letter van jou en mij als kinderachtige en zelfs weerzinwekkende kletspraat beschouwt, omdat wij niet zijn ‘gevestigde waarden’ likkebaardend onderschrijven. En als Huizinga het verdomt zich tegen het fascisme te organiseeren, dan is dat niet sympathiek; hij wenscht alleen niet gecompromitteerd te worden door mogelijke ‘andersdenkenden’. Dat hij zich met den Nederlandschen burger vereenzelvigt, is zeker eerlijk, maar het is een eerlijkheid, die tevens den zelfvoldanen Oranjeklant demonstreert; hij slaat er munt uit voor zijn ‘juste milieu’, en zoo uitstekend kan ik dat alles nu niet bepaald vinden. Maar het is ongetwijfeld merkwaardig Jan Lubbes in hoogleeraarstoga te hooren verdedigen, en dat bewijst in ieder geval, dat jij niet verstard bent!

Wat je nu over Vestdijk en mij schrijft, is zeker allerminst idioot. Maar waarom begin je niet met dit ‘onderzoek’, inplaats van onmiddellijk den vriendschapsdictator te spelen? Ik laat dat ‘dictator’ ook gelden voor je brief aan Vestdijk, waarvan ik de strekking onderschrijf, maar den toon ook niet accepteeren kan. Waarom vroeg je hem niet om een verantwoording? Was deze handelwijze van hem voor jou zoo'n plotselinge onthulling van zijn aard (terwijl hij b.v. al in De Stem publiceerde), dat je hem op deze manier voor een fait accompli moest stellen? Zou je dit optreden ook als een triomf van de zuiverheid beschouwen, als hij weer aan de opium verslaafd raakte? Ik zie je al ongeduldig worden en mijn ‘begrijpen’ laken. Goed, ik erken het: ik heb Vestdijk te veel en te lang ‘begrepen’. Mijn neiging gaat misschien te veel naar dien kant. Maar vergeet dan niet, dat jullie elkaar eens in het jaar zagen, terwijl tusschen V. en mij, bovendien genoodzaakt om als redacteuren samen te werken, de relatie zich langzaam tot dezen toestand van vriendelijke ijskoudheid had ontwikkeld, dat ik bovendien voortdurend voor oogen had den neurasthenicus onder den litterator, dien ik veel duidelijker en jammerlijker zag dan jij (met galgenhumor zou ik haast aan toevoegen: en rook). En het gekke van de zaak is dan ook nog, dat ik het stukje panopticum over de Maatschappij niet tegen V. heb geschreven, maar op een moment, dat ik aan hem en zijn al - of niet bedanken absoluut niet meer dacht; hij zat toen op de Veluwe, ik was hem vergeten en had zijn beslissing nog niet gehoord; als ik dus aan hem als ‘aannemer’ gedacht heb, dan zeker niet als het direct object van dezen aanval. Ik heb willen zeggen, en dat kan Vestdijk zich aantrekken, na zijn decisie, dat ik ieder auteur, die zich, na deze gebeurtenissen in de Mij., lid laat maken, een idioot vind en bovendien karakterloos op dit stuk van zaken. Dat het stukje nu direct op V. slaat, is dus het gevolg van een gebeurtenis, die voor mij nog niet bestond, toen ik de proef corrigeerde; gesteld, dat hij mirakelsgewijs of onder pressie van Marsman wel had bedankt, dan had het stukje er toch in gestaan, en gericht tegen iedereen, die voortaan eenig contact met die verzameling wil hebben. (Het Bestuur is, dit terzijde, gisteren afgetreden).

Ik heb vanmorgen aan Zijlstra geschreven, dat de dingen zich zoo ontwikkeld hadden, dat mijn voorstel onmogelijk was geworden; dat (behoudens een initiatief van Vic, dat ik nu eigenlijk niet meer verwacht) Virginia geplaatst moet worden en Forum dan maar moet springen. Ik weet n.l. zeker, dat Vic er niet aan zal denken door te gaan zonder Greshoff en jou (wat mij impliceert); dus wordt dan de verhouding al zeker 2:1 voor Virginia; trouwens, Vestdijk zal nu ongetwijfeld geen initiatief meer hebben, en dan is dus mijn houding plotseling de algemene houding geworden.

Ik heb je in den vorigen brief al geschreven, dat ik jou en Greshoff niet ben afgevallen. (Ik betwijfel trouwens, of Greshoff mijn positiviteit toen ook zoo heeft begrepen als jij, want uit een briefkaart van hem uit Sestri blijkt, dat hij de practische consequenties nog niet heeft overwogen). Ik heb jullie toegezegd, en dat met volle overtuiging, dat mijn redacteurschap stond of viel met Virginia; daarvan heb ik onmiddellijk de consequenties getrokken, toen mij bleek, dat de meerderheid van de redactie het althans wat de ‘gezindheid des harten’ betrof, niet met mij eens was.

Wij gaan morgen een week met vacantie. Van 13 ± 17 Juli zijn wij dus: Rozenhoflaan 2, Zutfen, van 17 ± 20 Juli in Eibergen. Hart. gr. voor jullie beiden je

Menno

Er is in de antifascistische actie meer teekening gekomen, maar ik kan er niet over schrijven, voor wij over deze zaak volkomen accoord zijn.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie