Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 12 maart 1937

Den Haag, 12 Maart '37

Beste Eddy

Zooeven je brief; ik haast me er op te antwoorden, en een paar foto's in te sluiten, waaronder nog 2 uit Parijs, voor de Murat, zaliger nagedachtenis. Op de andere het echtpaar Marsman en de generaal, die ondanks zijn verminkingen al een vaste huisgenoot is geworden. Hij staat n.l. prachtig op zijn gebroken been, echt martiaal, en zijn sabel is gebroken als teeken van een geweldig gevecht met de emballage, zie verder los briefje, in gecouilloneerden stijl.

Het is beroerd, dat je zoo in een impasse zit. Ik begrijp, dat het voorstel van Querido je de pest in jaagt, maar ik zou het toch maar accepteeren. Het resultaat kan n.l. best meevallen, wanneer het boekje goed verkocht wordt. En in het algemeen: buiten de honoraria van tijdschriften om is er in Holland op geen enkele litteraire verdienste te rekenen. Er mag eens door een toeval ergens een paar honderd gulden door een roman afvallen: de rest is treurig en blijft het onvoorwaardelijk. Daarom: je moet er van afzien van de pen te leven, tenzij je in een journalistieke baan kunt komen (en dat noem ik niet van de pen leven, omdat deze pen precies dezelfde is als die, waarmee de leeraar zijn opstelletje corrigeert). Maar om eerlijk te zijn: ik geloof niet, dat je een betrekking met je heele persoonlijkheid zou willen. Dat is voor mij ook de werkelijke tragiek van je Scheepsjournaal; je verafschuwt de laagheid van die menschen aan boord, maar je weigert apriori met hen in contact te komen als ‘beambte’ (die eigenlijk hun bestaan door heeft, maar zich, om te leven, met hun aanwezigheid op aarde ‘abgefunden’ heeft). Je hebt het compromis nog niet doorgemaakt, en daarom mis ik in je reacties het probleem, dat mij het meeste bezig houdt: hoe onafhankelijk te blijven midden in die ‘nooit geanalyseerde domheid’. Ik beweer niet, dat ik het daarom ‘verder gebracht heb’; ik heb nooit de schijn van deze keuze gehad, die van den rijkdom. Maar voor jou moet op den duur deze prolongatie van de rijkdominstelling ‘in de moraal’ uitputtend en steriliseerend werken, omdat je den rijkdom niet meer hebt. Je zou m.i. moeten beginnen met die prollen en burgerlui te accepteeren als patroon, en dat voor 100%. Ik begrijp alleen volkomen, dat de lijfelijke afkeer hier veel sterker is dan de theorie. Dat vind ik ook het hopelooze van de situatie. Ik heb voortdurend het gevoel, dat je theoretisch de noodzakelijkheid van een baantje onder die kappelmannen wel hebt aanvaard, maar dat je instincten er nog absoluut afwijzend tegenover staan. Je weigert b.v. te accepteeren, dat je voor deze heeren (genus De Lang) ten eeuwige dage zult blijven een klerk, en dat je niet eens het recht hebt hen dat kwalijk te nemen, omdat ze nu eenmaal zoo zijn en door cultureele belangstelling alleen maar in snobs kunnen veranderen.

Als je me vraagt, waar je met ‘vrije uitingen’ in Holland naar toe moet (ik bedoel de geschrapte qualificaties in het Vad.), dan is dat ook een voorbeeld van je standpunt inzake de laagheid der ‘gewone’ menschen. Voor mij is deze quaestie er sedert lang een van tactiek. Het spreekt vanzelf, dat je in Groot-Nederland met die uitingen terecht kunt; voor dit speciale geval zou je er ook bij Het Volk mee terecht kunnen, maar let eens op, hoe gauw ze je heel andere eischen zouden stellen! Een krant - zoo beschouw ik het - is niet mijn orgaan, maar ik schrijf om mijn brood te verdienen in een krant; dat staat voorop. Dan volgt: nu zal ik probeeren mijn onafhankelijkheid te bewaren, ook in deze bij voorbaat tot compromis gedoemde omgeving. Dat komt er op neer, dat ik door ironie of soortgelijke middelen de menschen, die lezen kunnen, tracht te bereiken. Voor de rest van mijn ideeën schuw ik de krant, houd ik mijn boeken en eventueel Groot-Nederland.

Dit is niet Multatuliaansch; maar ik betwijfel, of het principieel iets anders is je portret te koop aan te bieden, zooals Multatuli deed, of later van een door de ‘gewone’ menschen bijeengebrachte lijfrente te leven, zooals hij ook deed. Er is hier geen consequentie mogelijk, omdat het geld de inconsequentie zelf is. Wie vreet van den burger (of van den stalinistischen staat, of van wat ook) is niet onafhankelijk in den ‘atomistischen’ zin; zijn onafhankelijkheid is een heel ander probleem dan dat jij stelt in het Scheepsjournaal. Dit heb ik er op tegen; het is geen ontwikkeling na Het Land van Herkomst (dat de volledige boedelbeschrijving was van de ‘atomistische’ onafhankelijkheid, en als zoodanig ook, afgezien van enkele stukken over notarissen etc., absoluut boeiend en definitief). Jan Greshoff, die dit journaal nu plotseling vreeselijk beroerd vond, maakte de niet onaardige woordspeling: ‘Het is het land van herkauwen, en ik heb het land aan herkauwen.’ In principe heeft hij gelijk, al vind ik den toon niet zoo verwerpelijk als hij. Voor mij bevestigt dit document alleen de impasse, waar je blijkens je laatste brief ook werkelijk in verkeert. Vandaar mijn on-costeriaansch bedoelde uitdrukking ‘tragisch’; ik geloof n.l. niet, dat een ander hierin door goedmoedige ‘paedagogische’ adviezen verandering in kan brengen. Alles wat je persoonlijk maakt, hangt samen met die ‘atomistische’ intelligentie. Zij is sacer, taboe; niet weg te nemen en ‘zegenend’, tegelijk verderfelijk en steriliseerend. Opmerkingen zelfs van je beste vrienden kunnen niet anders zijn dan commentaren bij een proces, dat zich langs heel andere banen voltrekt dan zij in hun betrekkelijke arrogantie meenen te zien.

De oude Verwey, die nu dood is en in een sneeuwjacht van je welste begraven, had het goed met zijn Idee en het blijkbaar tegen de crisis gepantserde kapitaal van den vijand van Multatuli, Van Vloten. [Zijn vrouw is een dochter van dit ‘Onkruid onder de Tarwe’.] Toch was hij in zijn soort een figuur, maar hij puzzelt me niets, in het geheel niet, zooals bijv. Multatuli. Ik ben zeer benieuwd onze 2 boekjes over hem, die volkomen onafhankelijk naast elkaar ontstonden, met elkaar te vergelijken. Het mijne is niet documentair, en ook niet lang, denk ik; ik probeer zoo scherp mogelijk mijn verhouding tot dit phaenomeen af te bakenen, zooals ik het in Pol. z. Part. met Nietzsche heb geprobeerd. (maar hier meer ‘objectiveerend’). - De figuur Tine is zielig en soms sympathiek. Ik las die brieven, waarop je doelt, nadat ik het stuk in Het Vad. had geschreven. Maar dat er een misverstand in qualiteit tusschen haar en D.D. bestond, lijkt me toch evident. Eén ding lijkt me zeker: zij had werkelijk de pest aan Holland, maar D.D. allerminst. Zijn heele stijl is één speculeeren op een (denkbeeldig) ideaal hollandsch publiek, maar een hollandsch publiek!! Soms vind ik hem bepaald onuitstaanbaar in zijn ijver om uitvoerig en populair te zijn. - Het spijt me, dat ik je niet de op denzelfden dag als onze artikelen verschenen N.R.C. heb gezonden, waarin een anoniem stuk over Multatuli, zoo vol gif en domheid, dat je er geslagen door bent. Ik heb helaas het eene exemplaar dat ik heb, nog noodig, want ik maakte dezen dwerg tot inzet van mijn boekje.

Stuur mij in ieder geval het ms. Multatuli! Misschien is tactisch (tactisch!) het beste, dat je Querido nog even aan het lijntje houdt; de mogelijkheid bestaat, dat ik er een wel-voorschotgevende uitgever voor zou kunnen vinden, en dat ik die tegen Q. zou kunnen uitspelen. Het is niet fraai voor de stalles, zooiets, maar heeren uitgevers kennen geen andere argumenten dan de ‘concurrentie’. Dus...

Ik kan je gerust voorspellen, dat de boekuitgave van D.D. hier niets wordt. Ik had nog geen tijd een en ander te lezen zooals het behoort (ontzettende drukte), maar zijn vonnis is hier natuurlijk bekend geworden, en er zal geen uitgever zijn, die het nu riskeert.

Eerste 80 pag. van Oude en Nieuwe Christenen heb ik gecorrigeerd. Dat de dialoog eruit is, is de ware oplossing gebleken; Marsman, die hoofdstuk II in Gr. Ned. las, zei tenminste, dat er van den oorspronkelijken gespreksgang niets meer te merken was. Ik heb die hoofdstukken dan ook vrijwel herschreven door ze compleet om te gooien. Het boek moet eind April verschijnen.

Je moet speciale hart. gr. hebben, met Bep, van Henny, die vandaag hier logeerde. Ook van ons beiden voor jullie beiden het allerbeste. Hart. hand van je

Menno

Blijf je de Zondagsartikelen nu regelmatig ontvangen?

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie