E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Ond. Proempang, [29 maart 1937]

Proempang, 29 Maart.

Beste Menno,

- De zaak is opgelost, Q. biedt f150. Ik heb 't aangenomen (hoewel ik bij Kolff hier een goede kans maakte) om van ’t gezeur af te zijn. Ook omdat ik Jan - zonder gegriefdheid nu - kon schrijven geen moeite meer te doen. En let wel: hij had nog niets hoeven te doen; ik had hem geschreven dat ik in ieder geval eerst ’t antw. v. Q. wou afwachten, dat ik het ms. eerst zou sturen als het met Q niet ging, en dat hij er dan maar mee moest leuren. Ik hoop nu maar dat zijn pogingen bij andere uitgevers niet achteraf de zaak met Q. toch weer verpest zullen hebben. Een rare wereldwijsheid toch, die van Jan! Hij ‘zet me neer’ met den grooten naam van Saks, opdat ik me toch vooral niet te veel zal verbeelden, en betoont deze ongevraagde haast! Pure goeiigheid? maar vreemd.

Achteraf voel ik mij, nu ik die f150 heb aangenomen, allesbehalve prettig. Dat ik dit als een gave des hemels schijn te moeten bejubelen, dat mijn vrienden mij dat voorhouden, - deze fooi voor twee maanden ingespannen werk, exclusief hièraan, ik voel 't tenslotte alleen als beneden mijn waarde. En dat een prol als De Lang mij mijn leven lang voor klerk zal aanzien – ik weet wel dat het eig. heel eervol is, maar het troost me toch maar matig.

Heb ik je al bedankt voor de foto's? Anders nu (en voor Pée, die hier arriveerde, maar zonder Freud! – Dit voor de administratie.) Met de foto van jou en Henny en van jou met den generaal ben ik echt blij. Denk erom: ik reken erop dat je den generaal compleet laat ‘restaureeren’, de kosten zijn voor die buitenzorgsche firma. Produceer dus een nota ervoor (Die nota moet van een echte firma zijn, aan jou dus.), hoe gauwer hoe liever. Je mag wel tot f10. gaan!

Ik doe mijn best, maar ben al het optimisme kwijt waarmee ik je een paar dagen geleden nog schreef over mijn ‘mogelijkheden’ in dit land (brief aan Rudie gezonden). Ik geloof nu dat het voortdurend zal neerkomen op veel gelul, veel gefrunnik, een theater van bedrijvigheid van alle kanten, voor tenslotte een scheeve positie, waar ik ieder oogenblik weer uit kan liggen, door eigen drang of door een kleine intrige van de menschen die ik tòch altijd als mijn vijanden zal blijven zien. – Ik ben al deze dagen geobsedeerd door 't idee van de kampoeng. Als ik Bep en 't kind niet had, ik geloof dat ik het (bewust of onbewust) daarop aan zou sturen. Een goed kampoenghuis kost f25., meubels ervoor ook f25. Neem aan dat ik me betrekkelijk luxueus zou installeeren voor f100! Wat ik daarna noodig zou hebben is f25 ’s maands om van te leven. Dat kan zelfs ik met de een of andere freelancerij nog wel verdienen, en daarmee zou ik, op kampoeng-peil, vrij man zijn; dan hoefde ik zelfs mijn vrienden niet meer te emmerdeeren. En ik zou tot iedere ambtenaar, officier, thee- of rubberprol, uitgever en Ennesbéjer kunnen zeggen: Verrek! – ik zou daarmee weer de luxe en het recht hebben om iedereen die in mijn radius kwam zonder me te bevallen, aan het verstand te brengen dàt hij me niet beviel, waarom niet, en waarom hij me plezier zou doen met op te duvelen als een scheet.

Ik wil zoo gauw mogelijk mijn Scheepsjournaal terug hebben. Ik ben er zeker van dat daar nog allerlei dingen ‘in’ zitten, als het werkelijk al zoo slecht is als jullie beweren. Terwijl ik het in het net overschreef (redigeerde) kon ik de haat voelen die ik tegen al dat vee had; ik laat me niet door Jan wijsmaken dat het resultaat alleen maar ‘mak en pruttelig’ is en ‘Justus van Maurik uit z’n humeur’; ik wil het overlezen, met jullie waarschuwingen voor oogen, voor ik dat geloof.

O ja, ik las nu in een N.R.C. die 2 anonieme Multatuli-stukken (je bedoelt toch een stuk over M. in zijn geheel boven, en een feuilleton over M. als tooneelschrijver als feuilleton beneden?). Je bent krankjorem als je die stukjes erg vindt. Het is effen een plat nageschrijf van anderen; je kunt deze anonymus zelfs als ‘dwerg’ niet tot punt van uitgang nemen, omdat zijn stuk lief is, vergeleken bij andere! Lees (of kijk door): Lebak en de Max Havelaar van De Kock, of, in de jaargang 1927 van Groot Nederland, de serie stukken genaamd Lebak door Jan’s groote heer Saks – deze laatste bovendien meer-dan-overtuigend voor de hypocriete boerenverneukerij van de z.g. objectieve, historische, hartstochtlooze stijl – en schrijf dàn! Ik vind dat je jezelf en je lezers deze moeite verschuldigd bent; al zou je daarna niet anders reageeren dan op dat brave krantenstukje (wat ik serieus betwijfel). – Ik wacht nu alleen nog maar op dat dokument of inlichtingen uit het Mult.-museum, dan zal ik met vreugde mijn ms. zien vertrekken. Ik ben een ondervinding rijker door deze ms.-affaire, dat verzeker ik je!

Enfin, laat ons elkaar recht hartelijk groeten

en geloof me steeds je E.

P.S. Daarnet een nieuwe briefk. v. Jan. Hij schrijft dat jij hem gezegd had dat Kolff mijn Mult. ging uitgeven. Ik begrijp er niets meer van.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: particuliere collectie

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie