E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Tjitjoeroeg, 17 april 1937

Tjitjoeroeg, 17 April 1937.

Beste Menno,

Dank voor brief en artikelen (die ik inderdaad nog geregeld krijg.) Nà je brief eerst het stuk over Cohen, Alexander, waarvan ik echter een stuk overgenomen zag - al veel eerder - in het Bat. Nwsbl. Ik miste daarin meesmuilend mijn eigen naampje onder de schelders; maar enfin, Robbers heeft me nu net zoo ruim bedacht, je kan niet alles hebben. Is deze Cohen zoo'n aardige man, ja? Je kunt best gelijk hebben; ik las indertijd een boek van hem bij de W.B. uitgekomen, meen ik, en vond het een geborneerde lawaaimaker, een soort Clément Vautel wat ‘ziel en geest’ betreft, maar dan epigoon van Multatuli erbij, wat altijd een zekere allure verleent. Overigens, als je Cohen nu al zoo apprecieert, moet je 't misschien toch maar eens probeeren met de geschriften van dien anderen Multatuli-epigoon en journalistieke avonturier Karel Wybrands alias Diederik Baltzerdt. Cohen was, meen ik, met hem bevriend en zij waardeerden elkaar over en weer zeer om hun martiale geborneerdheid; later zullen ze wel poep hebben gekregen, maar dat is in de waardeering van dit soort geestverwanten een fatale bekroning. Ik zal je eens wat Diederik Baltzerdts zenden, als ik die op boekenstalletjes hier kan opvisschen; sommige indische journalisten vinden het nog het ‘denderendste’ wat hun vak hier heeft opgeleverd. - Op je lijst van fransche polemisten vergat je Léon Bloy, het grootste scheldgenie na Tailhade. (Dit voor 't geval je het stuk overdrukt, dat in zijn algemeene beschouwingen voortreffelijk is.)

Wat je van Saks schrijft, na wat je van Dominicus vindt, is mij een raadsel. Je vindt D. verwaten tegenover Multatuli, terwijl hij niets doet dan De Kock en Saks napraten. Saks daarentegen, die beter moest weten (noblesse oblige, etc.), is 10 × meer verwaten in zijn schijnheilige waarheidslievende lultoon, tegenover Multatuli, dan Dominicus; de laatste heeft een stom stukje bijeengeschreven voor 100 stuiver ‘ter herdenking’; de eerste heeft uit eigen ijver en ongevraagd (en godbeter't na De Kock, en met veel waardeering voor De Kock!) een heele ‘studie’ afgeleverd. Als je de hondsch-verwaten toon van Saks tegenover Multatuli waardeeren kunt, begrijp ik er niets van. De man is tot niet één genereuze opmerking in staat, behandelt Dekker doorloopend als de bekende theatrale zenuwpatient die't alleen maar niet helpen kan als hij zoo loog; en dat vind je ‘niet eens bekrompen’? Wonderlijk. Ik kan me niet dik maken over den krullejongen Dominicus, maar Saks vind ik tegenover Multatuli om tegen te pissen. Liever misschien nog een werkelijke vijand, zelfs van een zoo laag soort als De Kock, dan een dergelijk z.g. objectief nakaarter die alle laster met welwillendheid mee in zijn ‘objectiefheid’, opneemt. Maar enfin, het appeltje dat ik met dezen Saks te schillen heb - hij leeft goddank nog! - vindt men in mijn boek. Ik vind den man óók ‘scherpzinnig’, maar tegenover Multatuli is het een verwaten spekburger en, na de Kock, iets bepaald laaghartigs, - wat natuurlijk best samen gaat.

Nu Gans. Ik wacht liever op bericht van hèm, dat lijkt mij juister. Ik moet ook nog weten in hoeveel deelen die uitgave zal zijn. De Vondel-editie zag ik nu: voor verzen gaat dat, voor proza lijkt me een uitgave in 2 kolom en met een zoo kleine letter een moord. Als dat ònze definitieve Multatuli-editie moet worden - ach, arme wij dan! Ik zal 't dan nòg doen, al was 't maar om de duiten, maar mijn enthousiasme is dan wel weg.

Verder zeg je dat Gans graag de Ideën naar het onderwerp gerangschikt zou zien, en dat jou dit voor den gewonen lezer ook best lijkt. Mij allerminst; ik vind zoo'n bij-elkaar-zetterij van ideeën, die al geen ideeën zijn, absoluut verkeerd, en in het geval Multatuli dubbel verkeerd en onmultatuliaansch. Op deze manier komen alle herhalingen, koppige uitweidingen en vervelende kanten van M. 10 × meer uit. Daarbij zegt hij voortdurend: ‘ik spring van den hak op den tak’, ‘ik meng alles dooreen’, enz., wat hierin dan verloren zou gaan - of neen, dat juist niet, want daarvoor zou je in de ideeën moeten gaan snijden en plakken, maar je zou een probeersel van correctie daarvan hebben, op een erg naïef-schoolmeesterachtige manier. Neem verder een voorbeeld: de Note-books van Samuel Butler. Het eene is naar onderwerp gerangschikt, het andere (latere) niet. Het eene is onleesbaar vervelend, het andere boeiend. Ik zou zoo'n indeeling begrijpen bij iemand die werkelijk ideeën of aphorismen geschreven had en verzuimd had dit werk zelf te doen, maar bij Multatuli zou het werkelijk een ramp zijn. Ander argument: in de ontwikkelingsgang van Multatuli, om zijn steeds bitterder en zuurder worden te begrijpen, enz., is een chronologische volgorde onmisbaar. (Ook hier vind ik deze altijd onmisbaar, eerlijk gezegd, maar bij iemand als M., wiens persoonlijk leven zoo zeer betrokken is bij wat hij schrijft en er zoo vaak de eenigjuiste verklaring van geeft, absoluut). Wat heb je er bijv. aan om bij Cultuurstelsel en Vrij-Arbeid te vinden dat hij dan eens het Cultuurstelsel mèt de Vrij-Arbeid aanvalt, dan weer het ertegen verdedigt, als je niet kunt nagaan waarom dit laatste zoo is (of lijkt)? Ik ben vierkant tegen deze rangschikking. Verder verwijs ik naar een zeer belangrijken brief van Multatuli zelf over uitgeven van werken, aan Funke (eerste brief aan dezen sympathieken Funke), in deel 9 van de Brieven (uitg. W.B.) op bladzij 48-53. Ook om wat hij daarin zelf zegt, vind ik dit geknoei in zijn (z.g.) ideeën onmultatuliaansch.

Het eenige lijkt me: een register van onderwerpen achterin. Dat wil ik met plezier maken, - ook al om te bewijzen dat het niet uit luiheid is dat ik zoo spreek!

Verder, als de heer Gans dit bepaald wil, kunnen natuurlijk Vorstenschool en Woutertje Pieterse als aparte stukken worden gedrukt (met verantwoording van de plaats ervan in de oorspr. Ideën - Vorstenschool heeft trouwens maar één nummer als ‘idee’!) ‘Mimi’ heeft die Wouter, meen ik, al eens ‘losgezet’.

Ik schrijf je later beter en over andere dingen. Deze brief kan je misschien, evenals mijn vorige, over Multatuli, doorzenden aan den heer Gans. Als hij mij nog niet geschreven heeft, kan hij het hierna misschien doen.

Ik ben beschikbaar en wacht op de voorstellen, liefst zoo zakelijk en definitief mogelijk, gegeven den afstand.

Wij gaan hoogstwschl. - als er kans is het Alijntje ergens af te geven voor zoolang - van 1-28 Mei ongeveer op reis -: Java-Bali, eindelijk. Daarna heb ik misschien een ‘baan’, wie weet? Met het oog daarop zou ik ook moeten weten wat van me verwacht wordt, en wat ik kan garandeeren en wat niet. Natuurlijk zal ik dezen Multatuli-tekst zoo goed verzorgen als ik maar eenigszins kan, ook als ik het met het uiterlijk niet eens kan zijn. Ik zou dat doen èn voor M. èn om mijn geld te verdienen, dus...

Ik verwacht nog allerlei brieven van je. Over dat dokument schreef ik al. Over de gevraagde foto naar dat eene portret (i/h Mult. museum) hoorde ik nog steeds niets; ik kreeg nog heelemaal geen bericht van dien heer conservator. Zou je hem willen aanporren?

Dank voor een en ander; spoedig beter; steeds je

E.

P.S. - Als de heer Gans dien brief aan Funke opzoekt en leest zal hij misschien zeggen: ‘Ja, maar we kùnnen Mult. zelf nu niet meer raadplegen’. Inderdaad, maar een rangschikking van zijn ‘ideeën’ naar volgorde zou hij zeker nooit hebben toegestaan. Ik vraag mij zelfs af of het mogelijk is, tenminste om het, vanuit het standpunt Gans bekeken nu, ook maar even goed te doen. Natuurlijk voor een deel wel. Maar het andere deel kan zich alleen maar laten verknoeien, vrees ik, zelfs als het ‘met liefde’ in dezen lijn werd behandeld.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie