E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Bergen, [8 mei 1940]

Bergen, Woensdag.

Beste Menno en Ant,

Nog veel dank voor alles - en hierbij de huissleutel, die ik zoo stom was mee te voeren. Ik was trouwens heelemaal wat idioot, want een kakemono en oorlogskaart heb ik in den trein laten liggen. En mijn bruine pyama bij jullie. Gammele diligentie.

Gisteravond had ik koorts. De dokter is geweest en constateerde duidelijke ‘irregularités’ van het hart. Maar natuurlijk, ‘organisch’ ontbreekt er nooit iets! Ik moet straks naar hem toe om bij hem aan huis onderzocht te worden - vanwege de compleetheid - en hij neemt zich voor me op te kalefateren. Als het hem lukt is 't een flinke vent.

Ik voel me bij momenten gewoonweg als ‘aan het eind van alles’. Alleen kan ik zoo slecht tegen niets doen.

Houd die pyama maar tot jullie hier komen. Houd je goed verder en tot ziens.

Jullie

E.

De geleende gelden gaan gelijk hiermee per postwissel.

Als je 't objectief bekijkt, ben ik sedert eind 1937 een halve invalide, die veel werkt maar tòch een halve invalide is. Alleen een paar maanden tusschen alles door heb ik me goed gevoeld: op de boot en toen ik pas in Holland was. Er moet toch een eind komen aan dien toestand.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie