Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 15 juli 1937

Den Haag, 15 Juli '37

 

Beste Jan

Gisteren kwam je welkome zending uit Juan les Pins. Prachtig, dat je het met het huis goed getroffen blijkt te hebben. Ik hoop, dat wij ook goed terecht zullen komen, want ik heb behoefte aan niets doen, rust en nog eens rust. Geen enkel litterair plan, alleen maar lezen en wandelen staat op mijn programma.

Die Tromp Meesters had ik hier op bezoek. Een dwaze, maar verdachte man, van wien wij m.i. de gekste dingen kunnen verwachten. Hij lijkt mij n.l. niet geheel compos mentis, en kwam n.b. met de listige bedoeling van mij mijn bewijsmateriaal op te vorderen! Ik heb lang met hem gepraat, maar er is met zulke menschen niet veel te beginnen. Wij zijn in de beste orde uiteen gegaan, maar zonder iets te zijn opgeschoten. Mijn bewijsmateriaal krijgt hij niet, want het eerste wat hij zou doen, zou zijn bij de in de noten genoemde personen kwaad te gaan brouwen. Ik ben naderhand nog ernstig voor hem gewaarschuwd. Zijn brochure moet hij dan maar schrijven, als hij er pleizier in heeft.

Heel wat meer piekerens kostte mij de brief van Eddy. Ik kreeg er twee, als antwoord op de mijne, en vervolgens vond ik in het exposé, dat je mij zond, nog eens een proces verbaal. Het is een hopelooze geschiedenis, want ik zie voor het oogenblik geen kans hem te antwoorden. Blijkbaar werkt hij met een eere-code, waarvan ik de teekens niet meer begrijp. En in geen geval begrijp ik meer deze soort vriendschapsmystiek, die hij in het eerste het beste incidentje bereid is aan ‘verraad’ en Varangot te gelooven. Ik kan die brieven met geen mogelijkheid herlezen; maar ik neem me voor om, zoodra ik rust heb, toch te antwoorden en te probeeren ‘over de zaak heen te schrijven’. Maar voorloopig kan ik het niet. Dit soort non-conformisme, waarvan ik de waarde wil erkennen, verliest zijn waarde, zoodra het voor de consequentie van de zelfmoord terugdeinst; het wordt anders een soort hypocrisie van den onafhankelijken mensch, die geen enkele afhankelijkheid meer wenscht te dulden. Dit zou het eenige waarachtige zijn, wat ik Eddy nu, op dit moment, te schrijven had. Maar ik durf die verantwoordelijkheid niet op me nemen, omdat ik hem moedig genoeg acht om serieus die zelfmoordconsequentie te gaan overwegen. Dus heb ik hem niets te schrijven, want over die Saks-kul en die perskaart begin ik niet nog eens. Als hij meent, dat jij ‘verraad’ pleegde en ik hem te ‘nobel’ ben, kan ik daar niet meer op ingaan. Maar ik vind het erg beroerd.

Verder alles wel. Wij zijn nog hier tot en met Zaterdag 24 Juli; daarna is ons adres dus tot ± 14 Augustus: bei Fam. Wyrsch-Dürren, Buochs am Vierwaltstättersee (Zwitserland). Laat vooral geregeld wat van je hooren.

Tot nader! Veel hartelijks over en weer,

ook tusschen Aty en Ant

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie