Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 19 oktober 1938

19 Oct.

 

Beste Jan,

Hierbij de brieven van Eddy aan jou terug, en die aan mij er bij ingesloten. Wil je me die laatste kategorie na de lectuur weer terugzenden? Bij voorbaat dank. De heele polemiek over Saks heeft toch wel een zekere (noodige) opluchting tot stand gebracht.

Bedankt ook vooral voor de Portugeesche boeken! Ik zal natuurlijk zelf over Teixeira schrijven, en heb dan wel wat illuminatie van noode!

Gelukkig dat mijn stukje over toneel in den smaak is gevallen. Ik voel me niet erg zeker op dat terrein. De acteurs zijn mij zoo zuwider, dat ik met moeite een schijn van objectiviteit tegenover hen kan bewaren. Krijg ik nog een ‘echt’ nummer van het Holl. Weekbl., waarin dit stuk? En is Adriaan al weer terug? Ik vind het in dezen heer volkomen onbegrijpelijk, dat hij zulke oncollegiale dingen doet! Was het niet een vergissing? Of een amoureuze lokking misschien? Dan is alles te verklaren en te vergeven!

Vervelend, die zaak met Nijgh! Dat hij probeert je te critiseeren is tot daar aan toe, en ik blijf erbij, dat je, door vlak na die ‘aanstelling’ bij de N.R.C. naar Juan te gaan, niet diplomatiek hebt gehandeld; want een man als Nijgh wilde toen natuurlijk eerst wat zien, omdat hij van je over-prestaties aan het Vad. (door Schilt dadelijk grif toegegeven) geen lijfelijke ervaring had. Maar wat mij het ergst tegenstaat, is, dat hij dat geld niet voor alles betaalt! Je bent toch waarachtig geen aankomend maatje, dat eerst zijn bruikbaarheid of betrouwbaarheid nog heeft te bewijzen! De manieren van deze heeren zijn altijd dadelijk zoo prollig; aan hun argumenten kom je daardoor niet eens toe. Maar het zal heusch wel in orde komen.

De overdaad van copie voor Gr. Ned. is zeker even verheugend als beroerd voor de secretaris. Ik ken dat gevoel: goede copie te hebben, en er geen plaats voor te hebben, het is eigenlijk veel erger dan geen copie te hebben. Gelukkig kan ik voor het oogenblik zwijgen, en behoef je dus voor mij geen zorgen te maken. Alleen de Luther-studie, die, dat wed ik, binnenkort snel geboren zal worden, zou ik je toch wel graag opdringen, voor Januari of zoo! Voor ‘De Gids’ wel ik niet, maar geen zorgen voor iets dat nog niet bestaat.

Binnenkort zullen we jullie dus weer te zien krijgen. Een prettig vooruitzicht. Ik vind ‘de wereld’ zoo rot en stinkend, dat ik zoo sterk mogelijk op de persoonlijk witte plekken in dit zwarte geheel tracht te letten. Daartoe bekoort jullie bezoek in de eerste plaats.

Veel hartelijks over en weer

je Menno

 

Vraag van Gulden Winkel heb ik negatief beantwoord. Voor Strengholt geen hulp mijnerzijds! Wel zond ik een Vondel-getuigenis aan de Groene!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie