Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

20 augustus 1939

20 Aug. '39

 

Beste Jan,

Gisteren vond ik je brief van 11 Aug., waaraan er nog een van 8 Aug. voorafging. Er zijn dus nog twee brieven van mij onderweg, als ik mij niet vergis, waarvan een met katten. Deze katten zijn ons een ware vreugde in de langzamerhand gewoonte wordende tijd van politieke spanning. Daarvan behoef je je nu niets meer aan te trekken, maar het zonderlinge is, dat wij ons er ook minder van aantrekken dan verleden jaar. Voorloopig althans; de climax moet nog komen, terwijl ik dit schrijf. Maar het is niet mogelijk, om tweemaal dezelfde operette au sérieux te nemen, zelfs als die ieder oogenblik met een katastrophe kan eindigen. Ook nu weer worden er in Polen Duitschers gekweld en zoo, zelfde recept als vorig jaar in Tsjecho-Slowakije. Maar Hitler zal iets anders moeten verzinnen, want dit trekt niet meer, zelfs den burger niet, die verleden jaar vlagde.

Ik ben nu bijna door die vertaling heen; nog ± 50 pagina's, maar die zullen dan ook behooren tot het moeizaamste proza, dat ik ooit heb neergeschreven. Het vertalen van een dun boekje lijkt me heel amusant, maar 510 pag. is te veel van het goede. Ik doe bovendien, behalve mijn werk voor de krant, niets anders. Toch zal de lectuur van het boek wel niet tegenvallen, denk ik, maar zelf ben ik er beu van. Ik kreeg dezer dagen ook een (aardig) briefje van Rauschning, die in Parijs woont.

Ja, voor de terugkeer van Eddy ben ik, voornamelijk sedert dien laatsten brief over Esser, een beetje bang. Het kan natuurlijk direct weer heel goed gaan, maar het zou ook absoluut mis kunnen gaan. Om je de waarheid te zeggen: ik weet dat zelf niet, omdat mijn contact met E. altijd plaats had ondanks allerlei sfeerverschillen. Zal de intellectueele band nog zoo sterk zijn, dat al die verschillen weer te niet worden gedaan? Eén ding is zeker: de behandeling van v. Eckeren, alleen omdat hij ‘Uren met Dirk Coster’ had gecritiseerd, en dat niet loyaal, naar het schijnt, zal ik mondeling moeten aanroeren. Ik ben weliswaar geen vriend van v.E., omdat ik hem slechts een paar maal zag, maar die paar maal kreeg ik absoluut sterke sympathie voor hem en het moet, dunkt mij, geheel in den lijn van Eddy's eigen vriendschapscode liggen, om in een dergelijk geval zulk een voorkeur dan ook hardnekkig te verdedigen. Over de qualiteit van den man is te discussieeren, maar zijn houding tegenover de litteratuur lijkt mij zoo volstrekt zuiver, dat zelfs Eddy er niets op kan zeggen - aangenomen, dat hij in dit geval het recht heeft om zoo hoog van den toren te blazen en glossen te maken op den neus van v.E.

Allen, naar wie je informeerde, maken het goed. Wim en M. moeten in Kopenhagen zijn, als ze Zaterdag veilig door Duitschland zijn gekomen; het kamerlid logeerde deze week bij ons, als altijd tot wederzijdsch genoegen; Salden maakt het heel best, en ontwierp weer een aardige omslag voor Gomperts' ‘Dingtaal’, dat verleden week verscheen. Een heel curieus debuut, lijkt mij, met talrijke mogelijkheden, en alles bij elkaar toch heel wat voornamer dan de poëzij van Hoornik en de Amsterdamsche School. Ik meen, dat jij hier nog zijn manuscript in handen had, maar hij heeft later verschillende nieuwe verzen toegevoegd (waaronder zeer spitse kwatrijnen) en een paar andere laten vallen.

Wat onze ev. reis betreft: wij zouden dan toch waarschijnlijk in Augustus komen om hier een winter mis te loopen. Warmte is mij persoonlijk allerminst onaangenaam, zelfs te veel warmte niet. Aan den anderen kant zou het misschien met het oog op de krant beter (gemakkelijker) zijn om in April af te reizen; ze kunnen me dan gemakkelijk missen. Al deze dingen moeten wij nog eens grondig overwegen, alvorens ik officieele ‘stappen’ doe. Ik zelf zou verduiveld graag eens een tooneelseizoen spoorloos zien wegvallen door zoo'n reisje! In September beginnen met een voorjaar en in Maart weer afreizen als het gaat winteren is ook ‘rhythmischer’. Maar voordat Dantzig is opgelost, lijkt mij dit alles pure scholastiek.

Vacantieplannen hebben wij nog steeds niet, maar ik vermoed, dat er van reis naar het buitenland niet veel zal komen. Uit eenig vacantieverblijf ontvang je in ieder geval wel levensteekenen.

Veel hartelijks over en weer

je Menno

 

Ik besprak met Adriaan het geval Kees, en hoorde ook zijn opinie natuurlijk. Hij zou p.o. schrijven; ik deed hem een voorstel aan de hand, dat uit dien brief wel zal blijken.

 

Adriaan ontdekt Stendhal en betoont zich dagelijks verrukt.

 

Kun je ons niet wat van je Afrika-notities (of gedichten!) voor een V.Bl. cahier sturen?

 

Heb je eigenlijk al die Zondagsbladen ontvangen?

 

Om het bewijsno. Brandwag heb ik dadelijk gevraagd, toen ik de copij zond, maar nooit iets gekregen. Behalve dan het geld, hetgeen zeer lofwaardig.

 

Morgen komt Tante Riem waarschijnlijk op bezoek met haar geithond.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie