Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 1 maart 1940

Brief VI, 1 Maart 1940

 

Beste Jan,

Tusschen neus en lippen (het is dit seizoen ondanks den oorlog afschuwelijk druk) haast ik me je even te schrijven na de ontvangst van brief 25 t.e.m. 27 en de ingesloten brandwachterij; dank!! Ik heb helaas nog niet weer copie kunnen zenden; alle tijd, die ik over heb, werd in beslag genomen door Rauschning en De Duivelskunstenaar (dewelke nu ook op een oor na gevild is). Er is kans, dat Rauschning wordt verboden, zooals in diverse andere filiaalstaten, waar de lange arm van Adolf doordringt, al geschied is. Uit je brieven maak ik op, dat je je nog altijd een te optimistische voorstelling maakt over dit lugubere individu en de Duitsche macht; de Engelschen zullen nog hard moeten werken, eer zij hem eronder hebben! Het geen wij steed vuriger hopen, dat zij doen zullen!

Over de zaak Holl.Weekbl. schreef ik je al in mijn vorigen brief van medio Februari. Ik kan alle details niet beoordeelen, maar er is een uiterst verdacht luchtje aan dit alles. De zakenlui hebben weer eens geprobeerd hun superioriteit te bewijzen... op hun manier. - Ik sprak (helaas pas een week na zijn terugkeer) Nunez Vaz, die mij je brief overhandigde; voor doorzending van de ingesloten stukken aan anderen heb ik natuurlijk omgaand gezorgd. Een heel geschikte kerel, lijkt me; en hij heeft allerbereidwilligst aan mijn honger naar nieuws, persoonlijke indrukken etc. voldaan. Ja, konden wij maar weer eens even ‘reigeren’! Het schijnt, wat de tijd betreft, een peulschilletje te zijn. N.V. was ook al bijzonder slecht te spreken over de Afrikaansche nationalisten, terwijl hij over het land en het klimaat vol lof was. Kaapstad was volgens hem voor intellectueelen verreweg het meest leefbaar. Ook verzekerde hij mij nogmaals, dat ik vooral moest begrijpen, dat je er volkomen thuis was geraakt; ik hoop, dat zijn indruk juist was. Wij zitten nu maar als gebiologeerde konijntjes te wachten op het voorjaarsoffensief van gezegenden Hitler, dat ook al weer een soort mythe is geworden. Inmiddels wordt het land in een legerkamp herschapen; als je door de Grebbelinie spoort struikel je over de forten, en - gek voor ‘neutralen’ - alles is naar het Oosten gericht! Waarom toch? Wij willen ons toch tegen beide partijen verdedigen? De zotheid van deze neutraliteitsconceptie is werkelijk ontroerend; ik heb nu in Gr.Ned., voorgesteld om liever van oorlogsgeheelonthouding te spreken, dan weet men tenminste eerlijk waar wij aan toe zijn. Ongeveer iederen avond ‘dondert’ hier het afweergeschut, doordat de moffen vliegers probeeren met infraroode stralen luchtfoto's te maken van onze versterkingen; maar daaraan wen je ook snel. Als er gevuurd wordt, kijkt niemand meer op. Van tijd tot tijd krijgt iemand, die rustig ligt te slapen, plotseling een granaat in zijn bed, die vergeten heeft te ontploffen, maar tot dusverre is dat nog vrij goed afgeloopen. Het zijn dan ook maar hollandsche granaten. Er worden gelukkig eindelijk wat meer spionnen gearresteerd, die doodgemoedereerd aan de duikbootkapiteins door schijnen te geven, wat er in de te torpedeeren schepen zit en wanneer ze afvaren. Naar zoolang de krijgswet niet is afgekondigd kunnen deze schoeljes niet meer dan 6 jaar krijgen!

Adriaan zwemt nu waarschijnlijk al op de Oceaan, na naar Londen gevlogen te zijn. Ik gaf hem aanbevelingsbrieven mee voor Thomas en Erika Mann, in de hoop, dat die hem daar wat op weg kunnen helpen. In mijn plaats is door De Lang buiten medeweten van Schilt benoemd de castraat Kasander van de Litt. Boekwinkel r.i.p.; een man vol rancune en met een hoog stemmetje. Geen vooruitgang, lijkt mij. Wij hadden Zondag bij de Van Rantwijks een afscheidsfeestje voor Adriaan, waar zoo ongeveer de heele jongere generatie aanwezig was, en Eddy en ik als oude balvaders het krielen gade sloegen. Gevoel van ouderdom. Ik danste met Kennie den charleston, die de jongelui vermaakte, zooals wij ons over de polka zouden hebben vermaakt; zij kenden dezen dans uit het verleden n.l. niet. Alles bij elkaar was het toch wel aardig. A.v.R. mag ik hoe langer hoe meer; hij is zeer verstandig, komt alleen rampzalig langzaam los. Eerste nummer ‘Criterium’, zoojuist verschenen, bewijst, dat deze generatie toch wel iets meer kan dan ‘Werk’ beloofde. Het is mij erg meegevallen; vooral Debrot en Dubois komen goed voor den dag. Aan Forum wordt nogal aardig hulde gebracht, zonder dat de epigonistische toon hoogtij viert. Ik ben benieuwd naar het vervolg. Vasalis heeft in het Geschenk 1940 van de Boekhandelaars een uitmuntende novelle gepubliceerd. Eersterangs! Ik stook haar geregeld op om toch wat meer in zichzelf te gelooven, maar zij is in dit opzicht niet gemakkelijk voor zichzelf.

Gisteren moest ik naar de gala-Opening van die boekenweek, waar de hoogere boekhandel en uitgeverij parade hield. Zijlstra in rok, Den Doolaard in smoking; een prachtig ensemble. Voor het eerst hoorde ik daar een rede van Jan de Vries, wiens aanschijn mij ook onbekend was. Erger potgieterij heb ik nog niet gehoord. In ‘welgekozen woorden’ heeft deze Leidsche zwamneus ons een half huur getracteerd op de leegste banaliteiten, alles ingekleed in een elegant gewaad van hollandschen snit. Wat is dat voor een levenloos standaardindividu? Hoe heb je ooit contact met hem kunnen krijgen? Was hij vroeger anders, beweeglijker, minder conventioneel? De stijl Potgieter (niets zeggen in de welgekozendste termen zonder aanwijsbare schaamte) leeft in deze figuur met een krachtige intensiteit, die mij meer dan ooit tot Multatuli doet overhellen. Vanavond opening van de Slauerhoff-tentoonstelling. Er schijnt heel veel belangstelling te bestaan voor de complete werken. Dick Binnendijk zal het woord voeren... en Eddy heeft dus dadelijk verstek laten gaan. Een aversie van deze aard moet wel op zeer geheime roerselen berusten, want ook nu heeft hij D.B. nog nooit gezien. Overigens werkt E. dagelijks op het Rijksarchief, waar hij de eene ontdekking na de andere doet. Hij vertrekt deze maand weer naar Bergen. De koude is verdwenen, na een regime van anderhalve maand bittere dictatuur. Het was een klassiek wintertje, volgens sommigen een voorbode van den ijstijd.

Nog antwoord op een paar vragen: ik denk inderdaad over een bundel In Gesprek met de Tegenwoordigen, voor den herfst. Als ‘het offensief’ niet in deze richting stroomt tenminste. (Ant is vanmiddag naar de stad om zich als vrouwelijke vrijwilliger op te geven; wie had zooiets tien jaar geleden voor mogelijk gehouden?) Nijgh is wel weer opgekrabbeld, maar niet meer voor zakendoen geschikt; hij schijnt n.l. doellooze praatjes te houden, als hij zakengesprekken moet voeren. Wel heeft hij onlangs de Leeuw gekregen, maar dat was niet voor die beroerte. De Bloeme is nu practisch de man. Ook Swart is weg; hij heeft het aan het hart, Rooy is hem practisch opgevolgd. Schilt, zooals je weet behalve redacteur van Het Vad. ook directeur eener meubelusine, werd dezer dagen verrast door het bericht, dat het heele zaakje tot den grond toe is afgebrand. Nu zal hij nog wel neutraler worden dan hij al is.

Heb je de foto's ontvangen? Ik begin wel te vreezen, dat ze getorpedeerd zijn, want ze hadden er anders al lang moeten zijn. - Het Tijdschrift met De Kadt schiet niets op; geld mankeert voorloopig nog. Ik corrigeer nu de proeven (Duitsch) van Van Crevels dissertatie onder de bedrijven door; een soort meesterwerk in het genre, dat ook niet voor niet-musicologen zeer boeiende gedeelten bevat; b.v. over Luther. Ik zal hem vragen je bij verschijnen (Nijhoff) een exemplaar toe te zenden.

Er wordt weer geschoten buiten mijn raam, en de roode kat is krolsch, zoodat ik deze woning voorloopig ga verlaten om mij bij den goeden Hein te voegen. Schrijf hem eens; hij snakt naar bericht. Zijn masochisme blijft onverminderd voortduren, neemt zelfs eerder iets toe dan af, lijkt me.

Tot nader!! Veel hartelijks over en weer en een speciale vriendschapshand van je

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie