Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte

Rotterdam, 18 februari 1930

Rotterdam, 18 Febr. 1930

 

Mijn liefste Hanneke,

Vanavond ga ik eens afgrijselijk vroeg naar bed, daar ik werkelijk eenige zware dagen achter den rug heb. De komst van Hans Richter veroorzaakte zooveel complicaties, dat het nog een wonder is, dat alles heel goed afliep. Zelfs waren zijn films en lezing een enorm succes. Eerst telegrafeerde Richter Vrijdag aan mij, dat hij pas zaterdagavond kwam... terwijl er natuurlijk Vrijdag en Zaterdagmiddag al voorstellingen waren, wat ik hem nauwkeurig had geschreven. Paniek! Telefoontjes. De films waren gelukkig aangekomen, maar... opa Pelster zond den kruier te laat naar de douane, zoodat wij de films niet konden draaien Vrijdagavond. Paniek. Ik werd Vrijdag uit mijn bed gebeld. Zaterdagmiddag, toen ik in Amsterdam was, was alles gelukkig in orde. Richter bleek ziek te zijn geweest, en kwam Zaterdag na afloop aanzetten. Hij sprak toen zondagmorgen nog met zijn films voor de gedupeerden en wij dineerden heel gezellig met hem en zijn vrouw bij Kempinski. Maar de ellende was nog niet uit. Maandag belde Richter mij op, om te melden, dat hij in Rotterdam kwam. Gisterenavond was ik dus met hem op stap, interviewde ik hem voor de N.R.C., etc. etc. Gelukkig kwam Otten ook nog opdagen, zoodat het allemaal zeer geslaagd was (Richter is een zeer sympathieke en intelligente mof), maar ik was inmiddels vrijwel au bout. Toen bleek nog onverwachts, dat hij zijn films ‘even’ Woensdag in Keulen moest hebben, terwijl ze Donderdag in Utrecht moesten worden vertoond! Nieuwe complicaties, nieuwe telegrammen en telefoontjes. Opa Pelster wanhopig aan de haak, enfin, ik lag gisteren om half twee in bed. Maar vanavond wil ik je toch gauw even schrijven, anders wordt het zoo erg laat. Ik zond je gisteren vast de N.R.C. en de Vrije Bladen. Dirk Binnendijk toont zich zeer vruchtbaar! Intusschen ging ik Zondag nog gauw even naar Tiel, trof de familie in blakende welstand, misleidde hen over je verblijf in Parijs, en kreeg veel groeten voor je mee. Liesje bleek iets menschelijker geworden en is het levend centrum van de familie, zoodat er in haar presentie weinig verstandige woorden vallen. Nu moest ik vanavond eigenlijk het interview met Richter nog uitwerken, maar ik laat dat morgen rusten, zijnde geen duit waard in journalistiek opzicht. Morgenochtend hebben we geen school maar gaan we naar de tentoonstelling van de Volkerenbond in Den Haag. Je ziet me zeker al als ‘leider’ aan het hoofd van een klasse over het Binnenhof loopen!

Met je twee brieven was ik erg blij, omdat ik merk, dat het jou juist zoo gaat als mij; je zou graag weer bij elkaar zijn, maar je voelt ook, dat doorzetten nu beter is. Ja, je moet, nu je merkt, dat je het aankunt, zeker blijven tot Paschen. Heusch, in deze drie maanden kun je meer doen voor de toekomst dan ooit! Natuurlijk, het is niet altijd prettig, dat je weg bent, maar zoo’n brief als die laatste van je bewijst me zoo dat je precies ‘in mijn schuitje’ komt, om met den heer Altena te spreken, dat het onzin zou zijn, als je nu terugkwam. Denk vooral ook niet, dat ik in dezen me nu anders voordoe dan ik voel. Het gevoel van leegte door je weg-zijn, is me toch een grootere voldoening door je brieven dan een terugkomen, dat je verblijf zou bekorten. (Je begrijpt wel, hoe ik het bedoel?) Dat je door je omgang met Chavez mijn relatie met Jo begrijpt (die ik overigens niet meer gezien heb), deed me veel goed. Jaloezie mijnerzijds bestaat werkelijk niet. Immers: ben ik je genoeg waard, dan verlies ik je ook niet, en het 7/8 principe leer je nu zelf verwerpen! Als je vriendschap met Chavez is, wat ik denk, zal je gevoel voor mij daaronder zeker niet lijden. Je kunt van massa’s menschen houden, zonder daarom je leven aan hen te koppelen, terwijl dat houden-van toch een onmisbaarheid, een verrijking van je leven beteekent. Ik vroeg je ook niet naar de verliefdheid van Chavez uit detectiveneigingen, maar alleen, omdat ik zijn mentaliteit wilde begrijpen. ‘Verliefdheid’ is ook maar een woord, dat nog niet altijd hetzelfde begrip behoeft uit te drukken. Laat je in je omgang met hem niet door mij beinvloeden, maar denk alleen aan jezelf; dat is heusch geen egoïsme! Ik weet, dat ik dat, wat zonder bezit van mij is, niet kwijt raak.

Vrijdag had ik een onderhoud met Schrijver, die mij bepaald compromittant ophemelde over mijn onderwijs en me voor het volgend seizoen een vaste benoeming beloofde. Er was een baantje vrij aan het meisjeslyceum hier; ik dacht er een moment over, te solliciteeren, omdat het ƒ1000 scheelt in salaris, maar tenslotte lijkt me het lesgeven aan nur meisjes minder prettig, en ik heb er dus maar van afgezien. Wel heb ik Schrijver gezegd, dat ik bij de eerste de beste gelegenheid naar Amsterdam zou verdwijnen, en hij heeft me daarbij volledige ondersteuning toegezegd. Als hij het dan ook maar doet! In ieder geval is de verzekering van de sociale toekomst nu in orde. Nu met Paschen een huis!

Ik kocht vandaag de reclameplaat voor de Nord-Express van Cassandra. Ken je die? Een prachtig ding, hangt nu achter de piano, kleurt schitterend bij de lamp.

Van huis vandaag ook eindelijk een brief. Jan en Ly zijn nu in Eibergen en knutselen in de practijk.

Over Holl. architectuur heb ik niets, ik heb het nagezien! Sla de v. Genneps dus maar doord met Jo v. Ammers-Küller, dat schandelijke mensch, dat daar Nederland uithangt!

Zoo gauw ik tijd heb weer meer. Je blijft dus! En alles sparen we op tot Paschen. Ik verheug me er al op. Zoenend overal van

jouw Menno

 

Schrijf vooral veel, hoor!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie