Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte

Rotterdam, 4 maart 1930

Rotterdam, 4 Maart 1930

 

Mijn liefste Hanneke,

Je brief heeft al mijn hersenschimmen (die trouwens maar zeer zelden opkomen) doen verdwijnen! Ik geloof inderdaad, dat ik uit je brieven goed lees, hoe je wordt in Parijs, omdat ik je een beetje ken. En als ik daarop afga, ben ik zwaar optimistisch, zelfs met mijn temperament. Ik ben niet bang voor verandering in je, helemaal niet; maar sommige menschen veranderen in dien zin, dat ze onherkenbaar worden, en zooiets is verschrikkelijk. Het mysterie is juist, dat iemand onophoudelijk verandert en toch dezelfde blijft. Lieden, die in hun principes verstarren, zijn de dood in de pot; lieden, die met iedere opinie meezwenken, zijn ongenietbaar; maar de eeuwig-veranderlijke, eeuwig-constante mensch van mijn ‘Carnavalsmoraal’ die ik in jou in de eerste plaats zie, is voor mij de ware! Ik ben nu met de laatste revisie van het boek bezig en krijg morgen de laatste vellen; ik zal je dan de gecorrigeerde proeven opzenden, dan krijg je vast een indruk van het geheel.

Ik voel me gelukkig weer totaal fit, en ben dus Zaterdag naar Zeist getogen. Johan niet thuis, naar een V.C.S.B. conferentie. Verder alles normaal. 's Avonds, terwijl papa naar de sociëteit en Phiet naar de dansles was, heb ik met je moeder een lange discussie gehad, waarin ik haar allerlei confessies heb gekregen en waaruit ik wel begrijp, dat zij haar heele leven een strijd heeft gehad met haar neiging tot ‘helderheid’ (carnavalsmoraal). Ze heeft die helderheid natuurlijk al te vaak moeten onderdrukken, om je vader er eenvoudig niet tegen zou kunnen; maar zij is nu bezig, om zichzelf te onttrekken, dat merk ik aan de heele organisatie en opzet van het gesprek. Ik geloof hoewel ik daarover opzettelijk niet sprak, dat het ook tot haar doordrong, waarom je eigenlijk naar Parijs was gegaan. Terwijl we het over het huwelijk hadden, heb ik het zoo geformuleerd tegenover haar: ‘Ik durf het best aan, te trouwen, als ik weet, dat mijn vrouw in staat is ongelukkig te worden. Dat is m.i. de eenige mogelijkheid, dat men niet ongelukkig wordt’. En daarover werden we het tenslotte wel eens. Je zult dit wel begrijpen: zoolang ik de verantwoordelijkheid droeg, dat de illusie van bepaalde tijden voor jou ook de ondergang van je persoonlijkheid zou beteekenen, kon ik niet met een gerust geweten trouwen. De phrase, dat de vrouw den man moet bewonderen, is heel goed, maar alleen dan, wanneer de vrouw den man zonder genade doorzien heeft. En dat kan alleen, wanneer zij het leven dóór heeft, en dus zelfstandig haar positie tegenover het leven heeft bepaald.

Het was verder zeer prettig. Ze zorgen uitstekend voor me en verwennen me angstwekkend. Deze week gaat Wim mee naar Zeist. 's Avonds ging ik nog even naar De Uitkijk, die door Franken prachtig is opgeknapt. Het gaat heel goed, nu hij er is. Opa loopt wat sip rond, want hij gaat er uit. Morgen moet ik even naar A'dam voor de redactievergadering, Donderdag naar Enschedé. Maar ik ga werkelijk geregeld vroeg naar bed!

Ik zag gisteren de film ‘Die Strasse der Verlorenen Seelen’ van Paul Czinner, met Pola Negri, kijk eens, of je die in Parijs kunt zien, die is werkelijk hier en daar uitstekend en doorloopend de moeite waard. Het is een sound film, waarin van het geluid hier en daar prachtig is geprofiteerd. Dat je ‘Bett und Sofa’ zoo slecht vind, begrijp ik niet! Maar er moet in Frankrijk zoo ontzettend in geknipt zijn, dat er niet veel meer van over is; zelfs de heele laatste acte is er af!

Ik begin ontzaglijk benieuwd te worden naar je boekbanden! Kun je er niet eens één opsturen? Het lijkt me een verrukkelijk vak!

Dag, heel veel lange zoenen van jouw

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie