J. Huizinga
aan
Menno ter Braak

Leiden, 12 maart 1935

Leiden, 12. III. '35

 

Waarde Menno,

Het treft zoo, dat wij het nu eens wederkeerig eens zijn, want ik stemde met vreugde in met je stukje over Spengler ik kreeg het al van Breitnerlaan 16, dat ik meer dan een boutade acht! Het is niet onmogelijk, dat ik smartelijk geglimlacht heb. Toch was het aanhooren geen kwelling, eêr het aanzien van een akrobaat in een circus. Over mijn bedankspeechje plaagde mijn geweten mij een beetje: of ik aan de noodzakelijke beleefdheid niet meer geofferd had dan Moloch's neusgaten vroegen. Maar de mán was in het gesprek aardiger dan zijn ideeën, en dat stemde mij vriendelijk.

In Brussel had ik het genoegen, je zuster even te ontmoeten; zij was bij de voordracht.

Het verslag krijg ik zeker nog van je?

Met vr. groeten,

t.t. J. Huizinga

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie