Spellingoorlog

WIJLEN Carry van Bruggen heeft in Prometheus en Hedendaagsch Fetichisme zeer wetenswaardige dingen gezegd over de distinctiedrift der maatschappelijke groepen. Het spellingprobleem mag men beschouwen als een symptoom van die neiging om zich te onderscheiden van anderen door groepsdistinctieven, die de eigenlijke, d.i. de persoonlijke distinctie op den achtergrond brengen. De spellingquaestie is dan ook nooit een zuiver wetenschappelijke quaestie geweest; altijd hebben nevenmotieven, berustend op een verlangen naar onderscheidingsteekenen, de hoofdrol gespeeld. De spelling Kollewijn heeft jaren lang (nu begint het te minderen) flinkheid, frischheid, vooruitstrevendheid, socialisme, geheelonthouding, rein leven e.d. moeten symboliseeren; men kon die ‘vrolike

[p. 62]

mensen’ reeds uit de verte zien aankomen, eer zij zich nog schriftelijk hadden uitgedrukt. In tegenstelling daarmee heeft de spelling De Vries & Te Winkel aristocratie (meestal pseudo-), conservatisme, aesthetisme, dandyisme, droogstoppelarij, lidmaatschap van de Mij. der Nederlandsche Letterkunde en nog zooveel andere dingen gerepresenteerd. Zoo is het niet moeilijk te verklaren, dat zich in den spellingoorlog instincten ontladen, die niets uitstaande hebben met het zeer beperkte, in het geheel niet katastrophale en zeker niet boven technische belangen uitgaande spellingvraagstuk. Het is de oorlog der roode schoolvossen tegen de blauwzwarte; aan beide zijden zijn de apocalyptische trompetstooten even ridicuul.