De buitenstaander

DE buitenstaander wordt er meestal van verdacht het kwade te willen, als men hem niet toevallig als een langverwachten god beschouwt. Die primitieve verhouding tusschen stam en vreemdeling vindt men in vrijwel ongewijzigden vorm bij den stam der psychoanalytici, zooals men haar al eerder vond bij de Hegelianen en Vondelianen. Volledig mensch en volledig betrouwbaar is alleen de stamgenoot; de rest is ‘hostis’, of in de taal der medicijnmeesters van Freud: leek. Aan de bestrijding van den leek is daarom een deel van de propaganda gewijd; hij mocht den stam eens infecteeren met leekenpraat, zoodat de taboe's der medicijnmannen werden ondermijnd!

En dit tot besluit: de waarde van den buitenstaander ligt in zijn strijd tegen de medicijnmannen, wier trucs hij doorziet; en het gevaar, dat hem voortdurend bedreigt, is, dat hij zich super-medicijnman gaat voelen in het bewustzijn van zijn betrekkelijke kracht, zoodat de stam, in plaats van hem te vermoorden zijn betrekkelijke waarheden erkennende, hem benoemt tot opvolger der oude medicijnmannen.