Lustrum-gevaren
Een Spel van de Haat

Toneel: De St. Janskluize; redactiebureau van ‘Propria Cures’. Aan de wand protretten van Julien Carron en Prof. van Rees. De drukkerij is voor deze gelegenheid eveneens als Salon ingericht. Ontelbare stoelen.

Een Typiste is bezig een collectie flessen op temperatuur te brengen. Na een ogenblik rumoer. De vleugeldeuren van het redactie-bureau worden opengeslagen. Een stoet van ca. dertig Oud-redacteuren van ‘Propria Cures’ komt op, begeleid door de Redactie en de Uitgever. Blijde herkenningsblikken, geniale uitroepen als ‘Weet je nog wel van toen...’ Pogingen tot conversatie. Men neemt zetels in.

De Hoofdredacteur (kucht): Mijne heren! (het gepraat sterft af) Mijne heren! Namens de Redactie van ‘Propria Cures’ heet ik U allen hartelijk welkom bij

[p. 205]

dit Zevende Lustrum van ons geliefd blad! Vivat, crescat, gloriat! Ik nodig U thans uit deze plechtigheid officieus te openen door een gezamenlijke borrel, waaronder er voor U gelegenheid zal zijn oude vriendschapsbanden weer aan te knopen, oude uren te doen herleven. (De Typiste dient glazen). Ik drink op het welzijn van ‘Propria Cures’! (De bekende kreten. Gênante stilte).

De jongste Redacteur (gevat): Het is wel heerlijk voor U, dunkt mij, de goede Amstelstad weer eens terug te zien! (Toestemmend gemompel, rechts enig protest).

Een Wethouder van Amsterdam: U hebt volkomen gelijk. Hoe vaak ik ook naar het Stadhuis wandel, telkens treft mij weer het schoon dier liefelijke burgwallen. Ja, Amsterdam is wèl een mooie stad!

Een Communistisch Kamer- en Raadslid Een mooie stad! Een róóie stad, meneer! Rooie wethouders, meneer! Ik begrijp bij de sik van Trotzky niet, dat de Gele Internationale met een kapitalist als de heer...

De Wethouder: Pardon, ik moet U verzoeken! Wij zijn hier niet in de Raad, maar op het Lustrum van ‘Propria Cures’.

Het Kamer- en Raadslid: Ik wil maar zeggen dat Amsterdam een kapitalistisch geregeerde stad is, meneer. De S.D.A.P. heeft zich verkocht aan de reactie!

Een Redacteur van een Sociaal-Democratisch Dagblad (snijdend): U wilt toch niet zeggen, dat wij iets met Julius Barmat uitstaande hebben?

Het Kamer- en Raadslid (snijdender): Daar zal ik hier niet op antwoorden.

De jongste Redacteur (afleidend): Het schijnt mij een buitengewoon aardig idee, dat U, als de felste politieke tegenstanders, hier zo vreedzaam bij elkander kunt zitten. Niet waar, oude vriendschap gaat zelfs boven Communisme!

[p. 206]

Een Hoofdredacteur van een verdwenen mosgroen Weekblad: Juist, voortreffelijk! Maar Communisme en Communisme is twee. U hebt het vulgaire Communisme, dat in de politiek hoogtij viert...

Het Kamer- en Raadslid (bedaard, maar woest): Meneer, dat is de insinuatie van een bourgeois!

De Hoofdredacteur v.e.v.m.W.: Ik herhaal, het vulgaire Communisme en het edel-Communisme, dat niet alleen de sociale hervorming, maar ook de artistieke en culturele renaissance...

Een moderne jonge Dichter: Ook ik protesteer! U wilt toch niet beweren, dat de navrante sensaties ener florentijns geadelde kunst iets zouden hebben uit te staan met een sociale beweging? Ik moet U toegeven, dat ik zulks eergisteren ook overtuigd meende, maar ik weet nu beter. Slechts een kunst om harer zelver wil kan ons redden.

Een Bewonderaar van Corbière (honend); Daarom heeft men mij weleer uit de redactie gezet!

(Enige aanwezigen protesteren).

Het Kamer- en Raadslid (tot de Hoofdredacteur): Meneer, úw in-si-nu-a-tie is boer-zwa!!

Een fascistisch Bankier: Is dat gedonder nou eens uit? Het lijkt g.v.d. wel, of er niks dan halfgare intellectuelen en uitgedroogde democraten in de P.C.-redactie gezeten hebben! Vooruit, zingen! zingen! (Hij heft het lied ‘Nia boven’ aan; enige heren zingen mee, zwak gefluit).

EenTelegraaf’-journalist (honend): Ha ha, ha, ha, ha, ha! (enigen lachen of brullen mee; een partij zingt door, onverzettelijk. De bijeenkomst ontaardt in een handgemeen. Redactie en Uitgever radeloos. Het portret van prof. Rees heeft een ironische glimlach. Een zwart doek valt. Duisternis. Stilte. Licht. Het toneel is geheel leeg -)

De Lustrum commissie (verschijnt zegevierend ten tonele): Geacht publiek, het was gelukkig

[p. 207]

slechts een droom!

(Doek)

 

31 januari 1925

Murena