[p. 216]

Europa voor de Europeanen!

De tweede december 1823 legde James Monroe, president der Verenigde Staten van Noord-Amerika, bij de opening van het Congres zijn beroemde verklaring af. Amerika zou geen verdere inmenging van koloniserende Europese mogendheden in zijn aangelegenheden dulden. Zo werd de grote leuze geboren:

Amerika voor de Amerikanen!
Met deze woorden heeft het bastaardkind van de aloude moeder Europa zich mondig verklaard. Het wenste op eigen benen te staan, het wilde óók groot zijn. Het ging zelf politiek bedrijven, zoals het handel dreef.

Amerika groeide schijnbaar voorspoedig, de kinderziekten werden schijnbaar overwonnen. Het kind werd jongeling, de jongeling werd man, de man werd zakenman. Hij werd bemoeiziek en imperialistisch. Hoge skycrapers bouwde hij en pakken gom kauwde hij. Hij boorde de Spaanse vloot in de grond en stak zijn neus in het Panamakanaal. Hij liep even rustig in Californië als op de Champs Elysées.

Boven alles: hij betaalde. En Europa slikte, want pecunia non olet. De oude vrouw kreeg zelfs bevliegingen van sympathie voor haar flinke bastaard. Hij was veel handiger dan de echte kinderen, al had hij een gemene balk in zijn wapen. Hij wist trouwens niets van heraldiek, maar hij kon bruggen bouwen en wissels schrijven. Films kon hij maken uit niets en kerken bouwen op Fordwagens. Hij spuwde wel in het Brits Museum, maar hij kocht er vele briefkaarten.

Een diep wijsgeer was hij niet, maar een zeer uitnemend worstfabrikant. Daarbij bleef hij steeds ethisch en godsdienstig. Hij beloofde zichzelf het eeuwige zakenleven, hetgeen nuttiger en tastbaarder is dan de hemel. Onder zijn democratisch bestuur leefden Mormonen, negers, Indianen, halfbloeden, beursmannen en predikanten broederlijk tezamen.

Van de stille Zuidzee tot de Atlantische Oceaan bond

[p. 217]

hen de éne band: Efficiency.

En Europa, de aloude moeder, lachte vertederd. De bastaard werd vertroeteld. Om hem genoegen te doen, leerde zij shimmy. Zij ging zich algemeen ontwikkelen. Hendrik Willem van Loon lichtte haar voor over de gang der geschiedenis. Prentice Mulford en Ralph Waldo Trine bevredigden haar smachtend gemoed.

Zij duldde Dalmeyer's instituut voor Zelfontwikkeling en noemde een technische vakschool Hogeschool...

Zo verkocht de bastaard zijn aloude moeder voor dertig zilverlingen (tegen dollarkoers) aan H.M. de Efficiency.

 

Met een verbitterd hart gedenken wij James Monroe, omdat hij ons aller moeder Europa in grote benauwdheid heeft gebracht. Zij is stervende; die waarheid ligt op straat en vooral zaterdagavond in de Kalverstraat. Maar ook voor een stervende springt men in de bres, wanneer men haar liefheeft en de waanzinnige hoop koestert, haar leven te redden of althans te rekken. Daarom is een zaak het schoonst, als zij verloren schijnt.

Maar er moet hoop zijn, omdat er leven is. Sterven is ook leven. En het leven van de Geest is eeuwig leven. Daarom moet de cultuur van het oude Europa verdedigd worden tot de laatste adem.

De Geest maakt levend, het Amerikanisme doodt. Het Amerikanisme maakt de mens tot een doelloze machine, tot een deugdzame-om-de-beloning, tot een petroleumspeculant, tot een rommelige en stijlloze filmvertoning, tot een afgesleten geldstuk. Het doortrekt alles, slijpt alles af, bederft alles tot in de grond; de politiek, de ethiek, de kunst, de religie, de wijsbegeerte, het toneel, de gehele cultuur.

De platte democratie, die geen edel-democratie meer kan zijn, het straatjongens-actualisme, met Ku-Klux-Klan allures, dat geen edel-fascisme meer kan zijn, de fatsoenlijkheidsmoraal, die geen ethos meer kan zijn, de techniek, die zich verbeeldt te zijn, de femelarij, die geen belangloze religie meer durft te zijn, de film, die

[p. 218]

verkeerd toneel wil zijn... het zijn slechts enkele verschijnselen van de moordende kwaal, waaraan moeder Europa lijdt. Wie zal haar genezen? -

Genezing kan slechts brengen het defensief van de gesloten falanx harer echte kinderen. Er zal onophoudelijk en onverbiddelijk gestreden moeten worden. Tegenover het Amerikanisme moet men een ‘Europese moraal’ kunnen stellen, die wortelt in het trots besef van een steeds opnieuw bevruchtend verleden.

Het is de taak van de student zijn geestelijk eigendom te verdedigen tegen de bedorven import van het ideeënaftreksel. Het gaat tegen de voze hoogmoed van dollarvergoding en automobielbezit, tegen de aanmatiging van de techniek, die zich boven haar machtssfeer meent te kunnen verheffen.

Het is vóór... de Europese cultuur. Háár te redden moet levensinstinct worden. Voor het Amerikanisme slechts één antwoord, dat een ontijdig geëmancipeerde kolonie binnen zijn grenzen houdt:

Europa voor de Europeanen!

21 februari 1925

M.t.B.