Theatre de la Porte St. Martin
Edmond Rostand, L'Aiglon

Voor een précaire figuur als Rostand pleit het, dat zijn werk ook nu nog gespeeld kan worden. Er is geen tweede rhétoricien, wie het rhetorisch gebaar zózeer een tweede natuur is geworden, dat het plotseling soms

[p. 271]

schijnt alsof het spattend vuurwerk naar binnen sloeg als een verterende vlam, Rostand is een schrijver met valse effecten; hij ontneemt het rijm vaak zijn laatste waarde als werkelijk dichterlijk materiaal; hij heeft de psychologie zover over boord gegooid, dat men zijn creatuur gerust anti-psychologisch mag noemen; zijn ‘verzen’ zijn alleen knappe maat- en rijmschema's..... en toch is hij niet dood.

‘En somme, un faux marbre! Du stuc!’.....maar ook het elegante paradepaard van Frankrijk!

L'Aiglon houdt het naast Cyrano niet uit; maar het is een stuk met prachtige dramatische momenten, met ‘scènes’. Misschien was dit de laatste maal dat de Napoleon-romantiek een zo kinderlijke uitdrukking vond, kinderlijk in chauvinisme, kinderlijk in zachte vertedering om het fatum van het adelaarsjong, dat sterft ‘de son âme et de son nom’. Men vindt hier Rostand als hartstochtelijk sentimentele en als fabrikant van woordspelingen; als een jongleur, die alleen waarde heeft, omdat hij Rostand (en wel Edmond) is. Want deze stijl duldt geen school, omdat hij staat en valt met de persoonlijkheid.

Waarom de Duc de Reichstadt, (Sarah Bernhardt schiep de traditie), juist door een vrouw gespeeld moet worden, is mij niet duidelijk. Zijn karakter moet dan onvermijdelijk meer naar het verwijfde uitvallen, dan Rostand bedoelde, (vgl. de aanduiding 1e Akte, Scène VIII: ‘.....Ne sourit jamais’). Het viel bij deze voorstelling op, dat Marcelle Brégyl haar vrouwelijkheid niet genoeg op de achtergrond drong; zij was derhalve het best in de geëxalteerde geestdrift, waarbij het mannelijk element gemakkelijker te accentueren is.

De Duc verzonk, fysiek althans, in het niet bij de geweldige ‘grognard’ Flambeau, grof maar goed gespeeld door Th. Rolla, Metternich (Montis) had, vooral in de spiegel-scène, sadistischer kunnen zijn; hij verhief zich nu niet boven de gewone politicus.

Als geheel beschouwd stond deze troep, blijkbaar ditmaal eens geen samengeraapte combinatie, veel

[p. 272]

hoger dan de vorige, die wij hier met twijfelachtig genoegen mochten zien. De kleinere rollen waren meestal behoorlijk verzorgd (zo b.v. de onnozele keizer Frans, een van Rostands beste karikaturen). Aspiratie's op het gebied van toneelbouw verwacht men van deze Fransen nu eenmaal niet en, dit in aanmerking genomen, maakten zij in de Salons en op de pluche vlakte van Wagram een nogal behoorlijk figuur. Maar vooral bleek l'Aiglon weer een mooie gelegenheid voor open doekjes en flinke coupures; twee dingen, die een ‘modern’ stuk toch maar niet verdragen kan.

9 mei 1925

M.t.B.