Esther de Boer-van Rijk ‘kijkt terug’
Episodes uit haar leven
Een verzameling tooneel-anecdoten

Esther de Boer-Van Rijk, Ik kijk terug. (Holdert & Co, A'dam 1934)

Het schijnt, dat er nog menschen gevonden worden, die in den naieven waan verkeeren, dat alle tooneelspelers met groote rollen ook de groote menschen zijn, die zij gespeeld hebben. Een wonderlijke vergissing, maar één, die veelvuldig voorkomt. Men zou dezen menschen willen aanraden, de mémoires van Esther de Boer - van Rijk te lezen, die onder den titel ‘Ik kijk terug’ onlangs verschenen zijn. Het is niet om mevr. de Boer op eenigerlei manier onaangenaam te willen zijn, maar de critische eerlijkheid gebiedt mij hier te verklaren, dat haar levenservaringen in belangrijkheid nog verre achterstaan bij wat men zoo gewoonlijk in de annalen van acteurs vindt geboekstaafd. Misschien had mevr. de Boer er maar beter aan gedaan, haar anecdotes in portefeuille te houden en vele bewonderaars daardoor niet te desillusioneeren? Maar nu zij ze eenmaal gepubliceerd heeft, doet men het best ze maar te nemen voor wat ze zijn en er de grappigste fragmenten uit te citeeren, als documentaire bijdragen tot de historie van de familie en het Nederlandsche tooneel. In een particulieren brief zouden deze gevalletjes trouwens volstrekt niet onaardig staan; dat die gevalletjes hier gedrukt zijn is op zichzelf ook al niet erg; maar men mist ieder ander accent, ieder begrip of intuïtie van het tooneel als een andere functie dan alleen een presenteerblad van eerzucht, intrigues en kleine, vergeeflijke ijdelheidjes. Men behoeft niet onredelijk te zijn en mag van mevr. de Boer geen ‘conceptie van het tragische’ of een ‘sociologie van den acteur’ vergen; daarom kan men echter nog geen lofrede zingen op deze onbeduidende en op zijn hoogst ietwat aandoenlijke reeks van levensfeiten.

Het meest geboeid hebben mij nog de illustraties, die de vergankelijkheid van den tooneelroem en van de mode zeer duidelijk illustreeren; ergens ziet men Cor van der Lugt Melsert met een vervaarlijken Pruisischen helm op en Jan Musch met een guitig jongensglimlachje; beiden als onderdeel van een vernuftige menschenpyramide, zooals alleen de fotografen van een voorbij tijdvak die konden opstellen. En men ziet mevr. de Boer in tallooze rollen, op een paard, met een baby-broekje, met een parasol en natuurlijk ook als Kniertje.

Voorwoord van ‘Oma’.

In een inleidend woord zegt mevr. de Boer tegen haar ‘vrienden en vriendinnen’:

‘Omdat wij elkaar zoo vaak ontmoetten, ieder aan een anderen kant van het voetlicht, zou ik het prettig vinden, als ge nu allen in mij Oma zoudt willen zien. Oma, die in boekvorm bij U is en die, zoo hoopt zij, U een paar uren zal bezighouden. Wij kennen elkaar. Gij kent de tooneelspeelster, ik ken het Nederlandsche publiek. Wij houden van elkaar; gij bewijst het mij nog dagelijks. En ik - ik moet wel van jullie houden. Ik heb uw ouders, uw grootouders in de zaal gezien; ik ken de namen van generaties in het heele land. En nu heb ik een verlangen: ontvangt mijn boekje, zooals gij mij altijd ontvangt. Als ge het een open doekje geeft, toe, vertel mij dat op een kaartje, in een briefje. Het is mijn debuut en ik heb schrijfsters-koorts. Hartelijk gegroet, Esther de Boer - van Rijk’.

Dit is natuurlijk volkomen ontwapenend voor een ieder, die nog critiek zou willen uitoefenen; maar het klinkt mij alles bij elkaar toch wat al te zoet. Oma voor en Oma na: het is die afhankelijkheid van ‘het publiek’, die niet de beste eigenschap is van den acteur en die mevr. de Boer hier verleidt tot een wel wat al te genoegelijk preekje.

Heyermans en Henri de Boer.

Uit de mémoires zelf krijgt men den indruk, dat mevr. de Boer zich graag als een gewone vrouw voelt, en dat is op zichzelf ook zeer sympathiek; maar waarom moet dat nu allemaal in een boek? Zelfs de correspondentie met en de verhouding tot Heyermans, die documentair nog wel een van de belangrijkste partijen van het geschrift uitmaakt, is meer een relaas van kleine en niet zoo bijzonder verkwikkelijke botsingen tusschen directeur-regisseur en lang niet makke hoofdrolspeelster dan een bewijs van eenig contact in artistieke aangelegenheden.

Wel vermakelijk en kordaat verteld zijn de anecdotes, die deze veterane van de planken van nabij heeft opgeteekend. Hoe zij met Mina Kley de Groninger kermis opging en de heeren Strelitzki en de Boer ontmoette, welke laatste haar echtgenoot zou worden, vindt men gemoedelijk beschreven.

‘Als jij tusschen die twee moest kiezen, Hes, wièn zou je dan nemen?’ vroeg aan het eind van den avond Mina Kleij.

‘Ik dien kleine’, zei ik heel beslist, en daarmee bedoelde ik Henri de Boer. Dat ik dit zoo positief zei, had een speciale reden. Ik heb nooit veel vertrouwen gehad, en heb het eigenlijk nog niet, in menschen, die er slordig uitzien. Als in mijn jonge jaren iemand mij vroeg om mee uit te gaan, keek ik vlug naar zijn manchetten. Maakte de inkijk in zijn mouwen een properen indruk, dan wist ik het wel. Zoo ook met Henri de Boer. Ik was dadelijk voor hem ingenomen door dien blanken inkijk. Tijdens de heele Groningsche kermis gingen Mina en ik met de jongelui op stap en terug in Rotterdam hebben Henri en ik ons verloofd’

Esther de Boer staat op haar stuk.

Zooals gezegd, voor de historie van den anecdotischen kant van ons vroegere tooneelleven is het boek niet ongeschikt. De volgende scène, waarin ook het echtpaar Schwab optreedt, geeft een impressie van wat er alzoo achter de coulissen van een kermisstuk placht te gebeuren. Gemakkelijk en bereid zich de kaas van het brood te laten eten, was mevr. de Boer blijkens dit met smaak verteld verhaal allerminst!

‘Wij zouden op de Middelburgsche kermis spelen en daar kwam voor mij al de eerste strop: een stuk, waarbij ik niet was ingedeeld. Dat beteekende: in Amsterdam blijven en geen séjour. Den derden dag kreeg ik een brief met mijn spoorkaartje en den volgenden dag reis ik met den eersten trein naar Zeeland. Aangekomen verbaas ik mij, dat noch Mien, noch Hermann aan den trein staat en daar ik niet wist, waar onze tent stond, dwaal ik wat rond.

“Mevrouw De Boer!” hoor in ineens roepen. Ik kijk op en zie Mien Schwab voor een opgeschoven raam.

“Wat is dat nou?” vraagt zij verwonderd, “bent u tóch gekomen?”

“Toch?” is mijn wedervraag, “ik heb immers bericht gekregen.”

“Ja, maar daar overheen een telegram. Uw rol is opgenomen door Jeanne van Bergen.”

“Wat zal je daaraan jokken! Ik speel de rol, dat verzeker ik je.”

“Begin in ieder geval met boven te komen.” Ik naar boven; daar hoor ik, dat den vorigen avond een andere rolverdeeling was gemaakt; ik er uit, een ander voor mij.

Met Mien en Hermann, die mij niet in den steek wilden laten, ging ik naar de kermis. Chrispijn stond voor de tent en zijn begroeting was: “Wat doe jij hier? Je hebt gisteravond een telegram gekregen, dat je nog niet noodig was. Ga dadelijk terug.” En ik, kwasi kalm: “Ik heb géén telegram ontvangen. Ik ga niet terug. En ik spéél vanavond.”

“Dàt zullen we zien!” Chrispijn woedend.

Ik: “Ja, dat zullen we zien!”

In de kleedkamer. Jeanne staat zich te schminken. “Wat aardig”, zeg ik, “dat het publiek in Middelburg twee menschen in één rol te zien krijgt, want dàt zeg ik je, wàt er ook gebeurt, ik speel!” Allen zagen, dat mijn besluit niet te veranderen was. Mina Kleij is toen met Chrispijn gaan praten...... ik heb de rol gespeeld.

Den volgenden dag zijn er, in een door Chrispijn belegde vergadering, harde woorden gevallen; over en weer. Daarna leefden wij, als voorheen, op voet van gewapenden vrede. En toch! Chris, je was zoo een pracht-acteur, zoo een schitterend regisseur. Je kon zoo gezellig wezen en zoo geestig.’

Moeder en dochter.

Hoezeer mevr. de Boer meeleeft met haar familie blijkt wel uit het aandeel, dat haar dochter Sophie in het schrijven van dit boek heeft gehad. Zij heeft haar moeder in een afzonderlijk hoofdstuk geteekend in haar eigenaardigheden, haar jubilea, haar cadeaux, etc. etc. In zulke trekjes vindt men de groote actrice ‘en pantoufles’; die pantoffeltjes zijn maat 35 en zóó coquet, dat ze voor avondschoentjes kunnen doorgaan, vertelt Sophie.

Op zulke détails zal misschien menigeen gaarne met mevr. de Boer-van Rijk terugkijken. Ik voor mij zie haar toch maar liever op de planken.

M.t.B.