Else Mauhs in Vorstelijke emigranten
Tooneelgroep ‘Het Masker’
Kon. Schouwburg

Gisterenavond heeft dan ook eindelijk Den Haag zijn deel gekregen in het succes van ‘Vorstelijke Emigranten’, waarvan de faam al aan de verschijning was voorafgegaan. Een vrijwel uitverkochte zaal maakte het aspect van deze vijftigste voorstelling al bij voorbaat aangenaam; en inderdaad, de aanwezigen zijn zeker geenszins teleurgesteld naar huis gegaan!

Het stuk van Jacques Deval is bijzonder onderhoudend geschreven, vol aardige trouvailles, au fond niet veel meer dan een amusementsstuk met een theatraal neventoontje, maar als zoodanig van uitstekende qualiteit. Het gegeven: de verarmde Russische aristocraten, die zich als dienstboden verhuren bij een Fransche bourgeoisfamilie, heeft de schrijver voornamelijk gebruikt om de combinatie van aristocratie en dienen, van een zelfdiscipline dus, die evengoed van kracht is in heerlijkheid als in een toestand van ‘slavernij’, uit te spelen tegen het chaotische milieu van den bankier en zijn gezin, die in alle opzichten hun geestelijke halfheid verraden, zoodra zij in aanraking komen met de zelftucht van de vorstelijke emigranten. De conflicten tusschen deze beide werelden geven Deval aanleiding tot een zeer levendig en afwisselend tweede en derde bedrijf. In de eerste acte zien wij, niet minder aardig uitgewerkt, het vorstelijk echtpaar in de misère van een burgerlijk appartementje, waar de Bank van Frankrijk op bezoek komt, omdat Mikael A1exandrowitsj Oeratjef uit zijn roemrijk tsaristisch verleden de beschikking over een slordige vier milliard heeft overgehouden; dat bedrag wenscht hij echter alleen aan een gekroonden tsaar ter hand te stellen. In afwachting van dat moment neemt hij met zijn echtgenoote de dienstbetrekking aan, die (natuurlijk, hoe zou het anders kunnen!) de noodige zonderlinge ontmoetingen in het huis van den bankier ten gevolge heeft; vorstelijk dienstpersoneel valt nu eenmaal te zijner tijd door de mand, ook al serveert het zoo onberispelijk als de heer en mevrouw Oeratjef. Voor het theatrale (en m.i. minst geslaagde) deel van het stuk zorgt in het laatste bedrijf een Sowjetcommissaris, Dmitri Gorotsjenko, die de vier milliard tenslotte in het belang van het gemeenschappelijke element Rusland weet te veroveren. Een nogal melodramatische scène in de keuken wordt daarmee gevuld, maar gelukkig is het laatste woord aan de melkfleschjes, die de vorstelijke dienstbode, tot op het laatste moment getrouw aan haar functie, in beslag nemen als zij weer in avondtoilet naast haar geüniformeerden man staat. Dit slot is symbolisch: de aristocraat dient niet om den broode, maar om de vreugde van den dienst.

De rol van Tatiana Petrovna Oeratjef lijkt als voor Else Mauhs geschreven; in den tekst is die rol al bijzonder aantrekkelijk, maar de interpretatie van de groote actrice maakt er iets buitengewoon gaafs en overtuigends van; zoo overtuigend, dat men werkelijk den ‘geest van het oude Rusland’ meent aan te voelen. De reeks van nuances, die liggen tusschen het aristocratische ‘werkeloos’ zijn en de (even aristocratische) dienstbetrekking heeft Else Mauhs met het doorleefde accent, dat aan bijna al haar rollen eigen is, voortreffelijk over het voetlicht laten komen. Zij gaf de emigrante als een volkomen aannemelijk mengsel van onbedorven instinct en zakelijkheid, daarin uitstekend bijgestaan door Jan Musch als den tweeden hoofdpersoon van het emigratiespel. Musch geeft dezen Oeratjef eveeens als een mixtum compositum van spontaneïteit en zelfbeheersching: een combinatie, waarvoor hij in zijn opvatting zeker het juiste recept had gevonden.

Van de overige rollen, die niet alle op hetzelfde peil, maar toch zonder exceptie voldoende waren, mag zeker niet vergeten worden de fijngespeelde bankier van Ko Arnoldi (die ook de regie in handen had), een kleine creatie op zichzelf. Minder persoonlijk was Marie Holtrop als zijn vrouw, terwijl de kinderen van dit echtpaar (Mary Smithuysen en Ad. van Hees) zich vlot van hun taak kweten. John Gobau speelde (als gewoonlijk) wel erg stram en sterk aangezet den Sovjetcommissaris, maar in dit verband kon het knallen van zijn woorden de situatie geen kwaad doen. Een geldmagnaat van Anton Ruys, een Engelsche dame van Ank van der Moer en een paar personages van geringere beteekenis, waaronder zelfs een neger, vulden zeer naar behooren aan.

De decors waren uitstekend verzorgd.

Het zeer hartelijk en langdurig applaus werd bekrachtigd door een schat van bloemen voor Else Mauhs en de andere dames. Namens de Haagsche afdeeling van het Tooneelverbond complimenteerde de heer Zubli mevr. Mauhs, waarbij hij haar nog een lange tooneelloopbaan toewenschte en de hoop uitsprak, dat het haar gegeven zou zijn voor den ring, haar door mevr. Mann overgedragen, later een even waardige opvolgster te vinden.

M.t.B.