Die Pfeffermühle
Het uitstekende cabaret van Erika Mann
In Diligentia

De naam ‘litterair cabaret’ is voor het uitmuntende ensemble, dat onder leiding van Thomas Manns dochter Erika thans optreedt in Diligentia, in zooverre volkomen juist, dat de qualificatie twee accenten van dit optreden vastlegt. Eenerzijds duidt ‘litterair’ aan, dat wij hier te doen hebben met prestaties, die niets te maken hebben met de gebruikelijke moppentrommel van een café-chantant; anderzijds doet ‘cabaret’ toch blijken, dat de toeschouwer hier zoogenaamde kleinkunst te zien krijgt, gevarieerd, op snelle verschuivingen ingesteld, op den zin voor de anecdote en de bijtende uitspraak berekend. Dit genre is in Nederland bijna geheel onbekend; ik zou althans geen vergelijkingspunt kunnen vinden, zonder de ‘Pfeffermühle’ onrecht te doen. Erika Mann beschouwt als haar voorganger het cabaret ‘Die Elf Scharfrichter’ van Wedekind en von Wolzogen, maar aangezien wij dat niet uit eigen aanschouwing hebben kunnen kennen, moeten wij dat op gezag gelooven. Hoe het ook zij, er zijn in Nederland goede ‘kleinkunstenaars’ genoeg (men denke aan Louis Davids), maar het peil van dit programma halen zij nergens; niet omdat zij de minderen zijn in techniek en expansiemiddelen, maar omdat zij ingesteld zijn op een volkomen andere sfeer; ik zeg niet: op een ander publiek, want daarom gaat het niet. Ook hier, bij ‘Die Pfeffermühle’, kan men zich best amuseeren; het amusement heeft echter een satyrische bijsmaak van hoog gehalte.

Alle leden van dit gezelschap (de een met meer, de ander met minder talent) slagen er bijna voortdurend in den ernst van hun bedoelingen voor te dragen in de taal van het sarcasme of van den humor. Men kan het programma dus beschouwen als een reeks problemen, maar evenzeer als een serie snel voorbijtrekkende beelden; gesproken, gezongen, gedanste, gespeelde beelden. Geen oogenblik krijgt men het gevoel, dat men met propaganda wordt lastig gevallen; alle toespelingen op de dingen van den dag zijn zoo aristocratisch verantwoord in het beeld, dat zij er vanzelfsprekend, logisch uit naar voren komen. Erika Mann zingt een liedje over de sneeuw en de koude; volkomen ongedwongen slaat dit concrete ‘geval’ om in de koude van de wereld; Igor Pahlen toovert uit de spitse mimiek van zijn koksgebaren de satyre op zeker idealistisch ‘Eintopfsgericht’ zoo geestig los, dat men mee wordt gesleept op dit rhythme, of men wil of niet. Dit overgaan van het concrete op het theoretische is een van de groote charmes van het optreden dezer kunstenaars; voor een groot deel is dat ook te danken aan de voortreffelijke teksten, die in hoofdzaak van Erika Mann zelf afkomstig zijn. Die teksten zijn spiritueel, zonder gewrongenheid: zij leenen zich bij uitstek goed voor deze snelle interpretatie.

Erika Mann, die het programma confereert, doet dit op een wijze, die nogal afwijkt van de gebruikelijke. Het is niet de gemeenzaamheid met het publiek, die hier den boventoon voert; wat zij te zeggen heeft, vormt eigenlijk een monoloog op zichzelf, maar door dien monoloog krijgt zij toch heel spoedig contact met de zaal. Het wordt een ieder wel duidelijk, dat hier geen gewone conferenciere, maar een tooneelspeelster aan het woord is, en dat het confereeren haar middel is om het doel te bereiken.

Wat het programma zelf betreft: ik zag het gisteren voor de tweede maal, en ik kan alleen zeggen, dat het een tweede ontmoeting uitstekend verdragen kan. Het eene nummer is beter dan het andere, maar iedere creatie is verzorgd en getuigt van een weloverwogen opzet en een volkomen beheerschtheid. In de eerste plaats valt hier te noemen Therese Giehse, voormalige actrice uit München met een groote reputatie; een vrouw zonder eenig ander effectbejag dan dat van de zaak, waar het om gaat, zonder eenige goedkoope charme, maar met een sterke, boeiende persoonlijkheid. Zij heeft niet alleen een ruigen humor, die aan al haar rollen een speciaal karakter geeft, maar ook de gave om groote gestalten te scheppen (‘Die Krankenschwester’; ‘Die Dummheit’; Frau X’), die iemand langer bijblijven dan één avond. Bijzonder fijn en genuanceerd is ook Sibylle Schloss, zoowel in haar geparodieerde filmster als in haar dans ‘Tücke des Objekts’ en haar ‘Kinderlied’.. Igor Pahlen excelleert in ‘Der Koch’, een scherpe en vooral ook rake typeering (zijn ‘Todeskandidat’ is iets conventioneeler); Heinrich Ortmayer, wiens ‘Sozusagen Frei’ niet het beste nummer van het programma is, heeft in de radiouitzending door ‘Die Pfeffermühle’ gelegenheid een pracht van een stunteligen vliegheld te geven. En last not least: er is een bijzonder begaafde danseres bij het gezelschap: Lotte Goslar, die vooral in het groteske genre voortreffelijke dingen doet; met name haar dans ‘Das Grausame Weib’ is subliem, door de techniek en door de origineele opvatting van het ‘gegeven’. Magnus Henning en Werner Kruse begeleiden met entrain aan twee vleugels.

Geen wonder dus, dat ‘Die Pfeffermühle’ gisteravond door het helaas nog niet al te talrijke publiek telkens met stormachtig applaus werd beloond. Ik hoop van harte, dat het mooie weer voor zeer vele Hagenaars geen reden zal zijn om deze niet-alledaagsche kunstuiting te verzuimen.

M.t.B.