Sonna
Indisch tooneelspel van Jan Fabricius
De Vereenigde Schouwspelers

De geschiedenis van de Soendaneesche vrouw Sonna is de geschiedenis van vele Indische vrouwen; zij worden na veertien jaar ‘heer’ tegen hun geadoreerden kapitein der infanterie te hebben gezegd, aan den dijk gezet en hun kind wordt hun afgenomen. Daarop komt zoo heel in het kort het tooneelspel van Jan Fabricius neer; maar hij weet er met virtuositeit drie bedrijven van te maken en alle sentimenteele en pathetische kanten van de situatie met waarlijk onvermoeibare energie over het voetlicht te brengen. Er komt een edele assistent-resident aan te pas (zoo een, die ‘de vrouwen’ mijdt, nadat de geliefde hem had bedrogen, en nu dus tropenscepticus is geworden), benevens een lijfmeid, die zich aandoenlijk (maar ondertusschen flink roddelend) aan de sarong van de verstooten Sonna vastklemt, en ook het zoontje, kleine Njo alias Bertus, is uit Holland overgekomen om de drie bedrijven met zijn kodakje en kniekousen te helpen vullen. Zoodat de onvermijdelijke scène met het ‘sterke spel’ (d.w.z. het snikken en over den grond heen en weer wentelen van de verstootene) gevoeglijk tot de laatste acte kan worden uitgesteld en men onder zijn kopje koffie in de pauze alleen nog maar vermoeden kan, hoe zwart de ziel van den kapitein der infanterie in het toch zoo witte pak wel voor den dag zal komen.

De Vereenigde Schouwspelers, onder regie van Pierre Mols doen zeer hun best om deze onderneming van Jan Fabricius zoo tragisch mogelijk te vertolken. Op den achtergrond een suggestief Indisch landschap met een rentenierenden vulkaan of iets in dien geest; ook meende ik sawahs te zien, maar dit kan op een vergissing berusten. Enny Mols - de Leeuwe speelt de hoofdrol met smaak en het ‘sterke spel’ in het laatste bedrijf is zelfs werkelijk zoo nu en dan sterk; alleen, alles duurt bij den heer Fabricius zoo ontzettend lang, en dit verzwakt zelfs het edelste effect van een liefhebbende moeder. Pierre Mols is de zwartwitte kapitein; hij begint ietwat als de betere amateur, maar komt er gaandeweg meer en meer in. De assistent-resident, die weer uitgesproken edel is, wordt door Alex Frank met den vereischten lach-en-traan bewogen gespeeld. Met ingenomenheid hooren wij ook het echt-Indisch accent van Indoto Katischa, die de lijfmeid zeer verdienstelijk vertolkt, terwijl Emile Kellenaers een minzieken Soendaneeschen klerk met minder waarschijnlijkheid voor zijn rekening neemt. En last not least, Truusje Bakker in Travesti als het zoontje der later gewettigde schande, zoo natuurlijk manoeuvreerend met zijn (haar) kodakje! Fabricius teekent dit kereltje zoo diep gevoelig, dat men wel een hart van steen moet hebben om niet mee te lijden met de bedrogen en onterfde moeder!

De voorstelling werd gegeven op initiatief van den kunstkring ‘Het Schouwspel’, die voor een zeer goed bezet Gebouw had gezorgd Na de ‘Comedie van het Geluk’, die de vorige maal op het programma stond, zal dit den leden wel naar rijsttafel hebben gesmaakt; maar verandering van smaak doet, ook in tooneelzaken, eten. Er was tenminste zeer warm applaus, getuigend van toch wel even innig meeleven met Sonna, de misleide njaï.

M.t.B.