Op hoop van zegen
Esther de Boer - Van Rijk als Kniertje
Gebouw voor K. en W.

Hoewel ook ‘Op Hoop van Zegen’ bij het wederzien op enkele plaatsen blijkt te dateeren (de eerste opvoering had plaats op 24 Dec. 1900!), blijft het zeker een der beste stukken van Heyermans; en het is geen wonder, dat het ook thans nog repertoire houdt. Het is naturalisme in den volsten zin des woords, met alle betrekkelijke schematische karakterteekening en milieutypeering van dien; het ligt soms verbijsterend dicht bij het genre van den lach-en-den-traan; maar desondanks zijn deze vier bedrijven stuk voor stuk nog tooneel met qualiteiten. Men voelt, dat deze stof in deze behandeling volkomen op het niveau van Heyermans heeft gelegen; iets dat men zeker niet kan zeggen van ‘De wijze kater’, waarin de humor plat en de parodie revue-achtig aandoet. De eerste twee bedrijven zijn sterk gecomponeerd; het derde, met zijn uitvoerige gesprekken, wat minder; maar in het vierde komt de naturalist met een climax voor den dag, die een natuurlijken afloop vindt in de altijd nog voortreffelijke slotscène met Kniertje en haar pannetje. Ook als men den tijd voor dit soort werk en deze wijze van sociale probleemstelling voorbij acht, kan men nog de capaciteiten van Heyermans als tooneelschrijver van het naturalisme ruimschoots waardeeren.

Mevr. De Boer - Van Rijk speelde gisteravond met bewonderenswaardige vitaliteit weer haar groote rol; men merkt niet, dat zij er met de jaren ouder op wordt, want haar Kniertje is nog dezelfde gebleven en heeft niets ingeboet van haar dramatische kracht. Het Gebouw, dat zeker in lang niet zoo tjokvol is geweest bij een tooneelavond, zwichtte ook nu voor haar talent en uitte zich in een ovatie! Ook het ensemble gaf veel goeds te zien, al kan hier en daar de ‘couleur locale’ nog wel wat verbeterd worden; bepaald hinderlijk was b.v. de niet onbelangrijke rol van Truus, gespeeld door Lize van der Poll - Hamakers, die haar verhaal, in plaats van het als visschersvrouw te vertellen, cynisch declameerde in den trant van een voordrachtsavond; men zal de derde acte aanzienlijk aan spanning doen winnen door deze fout van de regie grondig op te ruimen! Maar dit was dan ook de eenige ernstige lacune. Uitstekend was Willem van der Veer als Geert, de opstandige pooteling, goed ook (hoewel in het tweede bedrijf wel iets te erg aangedikt) Adolphe Hamburger als Barend. Hein Harms speelde den reeder Bos met overtuiging en talent; Fie de Vries - De Boer voldeed zeer als Jo, Kniertjes nicht. Is. Monnikendam eveneens als Cobus (zijn relaas over den dood b.v. mocht er wezen). Mientje van der Lugt Melsert maakte Clementine Bos aannemelijk, Willem Hunsche verleende het noodige leven aan den alcoholischen scheepmakersknecht Simon. Ook de overige medespelenden waren er in, afgezien dan van de storende Truus. Jaap van der Poll, die zelf een paar bijrollen voor zijn rekening had genomen, voerde de regie.

Ik zei al, dat het applaus van de volle zaal in een ovatie overging. Vooraf bracht het koor van de Haagsche tram ‘Ecce Quomodo Moritur’ ten gehoore, met op het tooneel het borstbeeld van Heyermans; de voorzitter huldigde na afloop mevr. De Boer met bloemen.

M.t.B.