Jubileum Marie van Westerhoven
Bij de Hagespelers in ‘Zestien’ Kon. Schouwburg

Gisterenavond heeft de sympathieke actrice van de oude garde van het Nederlandsch tooneel, Marie van Westerhoven, ook in Den Haag gejubileerd in ‘Zestien’. Bij de eerste vertooning in de residentie heb ik over stuk en interpretatie al geschreven; en aangezien de bezetting thans dezelfde was, laat ik een deel van deze critiek hier volgen:

‘Zestien’ behandelt een ernstig probleem: het puberteitsconflict van een zestienjarig meisje, waarvan de moeder gaat hertrouwen, lang nadat de vader van het meisje is gestorven. Het huwelijk tusschen deze ouders was allerminst gelukkig, maar men heeft het kind altijd het sprookje verteld van het ‘volkomen huwelijk’; dit ideaal botst nu op de werkelijkheid van den anderen man; het meisje doet een poging om er een eind aan te maken, maar dank zij de analytische spoedbehandeling door een wijzen ouden huisdokter (die zijn Freud heeft bijgehouden) wordt het complex overwonnen en komt de verzoening van droom en realiteit tot stand. Een probleem dus van hoogst ernstigen aard, niet zeer nieuw en evenmin zeer origineel behandeld, maar.. diep ernstig. Aangezien een stuk echter lang moet duren, begint het echtpaar ons op angelsaksischen humor te vergasten; in het eerste bedrijf onderscheidt men op het tooneel o.a. een taart van kaarsjes, whisky, zijden ondergoed, bonbons en nog veel meer, ook b.v. de onvermijdelijke humoristische huishoudster, die ‘Punch’-wijsheid debiteert; en men hoort nog van gepocheerde eieren, oesters en wonderolie, eer het tragisch accent (waarom het den auteurs toch in laatste instantie te doen is!) door den humor heen gaat spreken. Het duurt werkelijk erg lang eer men eindelijk weet waar men aan toe is, en er wordt stevig ‘getrokken’ aan de bijfiguren (de grootmoeder, het zusje van de hoofdpersoon Irene, en de huishoudster) om de op zichzelf niet zoo omvangrijke stof wat meer volume te geven. Zelfs een les in de populaire psycho-analyse door dr Sloane wordt ons niet onthouden. Pas in het derde bedrijf komt het stuk op volle spanning, al is het ook daar nog ruimschoots lang. Tot de beste gedeelten behoort de scène tusschen Irene en haar zusje Baba (een ergerlijke naam, zonder Ali, in het Hollandsch tenminste) waarin de opgekropte gevoelens van jaloezie bij Irene, tot uitbarsting komen in een aanval op haar onschuldige kamergenoote.

In zijn karakterteekening is ‘Zestien’ ook al een typisch product van het humor-ernst-systeem; sommige personages (Irene bv., en de moeder) behooren tot de ‘ernstige’, andere (Baba, de huishoudster) tot de ‘humoristische’ typen; John Corbett, de aanstaande man van de moeder, de grootmoeder en de oude dokter Sloane zijn ‘mengtypen’ uit beide systemen door elkaar.

‘Zestien’ is dus, alles bij elkaar genomen, zeker geen sterk stuk; het vertoont te veel leege plekken, vooral in het begin om eersterangs tooneel te kunnen zijn. Wel echter geeft het gelegenheid tot vaak aangrijpend spel, en men moet zeggen, dat de Hagespelers (die tegenwoordig maar zelden in Den Haag spelen) de kansen niet ongebruikt laten voorbijgaan. Wat Adrienne Canivez als Irene presteert, is dikwijls zeer de moeite waard; het extatische en tegelijk hysterische van deze meisjesfiguur in haar conflict met de nuchtere werkelijkheid wist zij uitstekend te verbeelden; en vooral in de slaapkamescène vond ik haar voortreffelijk. Zij vat deze Irene geheel op als ‘ernstig’ personage, in tegenstelling tot Corry Vonk, die van Baba een bijzonder vermakelijke ‘humoristische creatie te zien gaf. De grootmoeder, die bij afwezigheid van de moeder over deze twee waakt, werd waardig en zuiver vertolkt door Rika Hopper. Meer aan den uiterlijken kant bleef Tine Medema als de moeder; maar tegen het einde kreeg toch ook deze rol wel relief. Eduard Verkade maakte van zijn John Corbett iets aannemelijks, al gaf hij niet zoozeer den indruk van een goed gesitueerden advocaat; Marie van Westerhoven, beproefd in dit genre, speelde een grappige huishoudster; en Jacques van Hoven beoefende psycho-analyse en gewone practijk op een wijze, die vertrouwen inboezemde.’

Hier zij aan toegevoegd, dat ook thans Marie van Westerhoven met haar onweerstaanbaren humor eer inlegde met haar creatie van haar bescheiden, maar toch verre van onbelangrijke rol; als gewoonlijk trof zij het juiste accent, zoodat de zaal, die haar met spontaan applaus had verwelkomd, ten volle van haar nog altijd zoo persoonlijke spel kon genieten.

Tenslotte verscheen mevr. van Westerhoven ‘in burger’ tusschen de fraaie bloemen, die men op het tooneel had neergezet.

Mr van den Oever sprak haar allereerst toe namens het comité van huldiging en memoreerde, hoe Marie van Westerhoven steeds de rollen van het tweede plan het cachet van het eerste plan wist te geven; hij noemde de jubilaresse een kunstenares van de dienende liefde. De heer den Hertog sprak daarop namens de Commissie van Beheer en den heer van der Lugt Melsert en zeide zich een schuchtere jongeling te voelen tegenover deze 100 pC.t actrice.

Mevr. van Westerhoven bedankte met vriendelijke woorden voor de hulde haar gebracht en gaf en passant zelf blijk van haar improvisatietalent door het woord te richten tot Nel Stants, die in de zaal aanwezig was. Zij getuigde van haar liefde voor het tooneel, dat zij tot haar dood hoopt te kunnen dienen; en velen zullen dien wensch tot den hunnen maken, die Marie van Westerhoven en haar tooneeldubbelgangsters ongaarne zouden missen.

M.t.B.