Theo Mann - Bouwmeester 85 jaar
Haar glorietijd bij de Kon. Vereeniging
Van haar zevende jaar af op de planken

Vandaag wordt mevrouw Mann - Bouwmeester 85 jaar. De jongeren kennen haar naam, de ouderen verbinden aan dien naam herinneringen aan een grooten tijd van het Nederlandsche tooneel, die op dit oogenblik voorbij schijnt te zijn. Voorgoed? De vitaliteit van mevr. Mann - Bouwmeester is daar om te bewijzen, dat tooneelspelers tot een sterk ras behooren.

Het was dus al op 19 April 1850, dat Theodora Antonia Louise Cornelia Bouwmeester, zuster van den grooten Louis, te Zutfen geboren werd. Zij is uit een echte acteursfamilie gesproten en heeft dat in haar lange leven niet verloochend; groote tragediennes zijn voor hun carrière doorgaans voorbeschikt door hun afstamming. Het was ‘op tournee’, dat mevr. Mann - Bouwmeester werd geboren; onder een beter gesternte kan een actrice moeilijk het levenslicht zien!

Natuurlijk is ook Theodora Bouwmeester al heel vroeg op de planken geweest; zoo gaat het nu eenmaal met de kinderen van acteurs; evenals de Friezen met het ijs moeten de tooneelspelerskinderen met het tooneel zoo vroeg mogelijk vertrouwd raken. ‘Doortje’ Bouwmeester speelde op zevenjarigen leeftijd Klara in ‘Gabrielle’ van Augier. Toen zij tien jaar was, fungeerde zij als Cupido in ‘De Gebannen Amor’. Mevr. Mann zal op den dag van heden nog wel eens aan dezen lang verleden tijd terugdenken.

In 1866 kreeg zij haar eerste engagement bij de directie Bouwmeester, Bamberg & de Boer, bij wie zij in den schouwburg Diligentia debuteerde. In haar memoires vertelt mevr. Mann, hoe kinderlijk blij zij was met dat contract, hoe zij dacht, dat alle voorbijgangers dat geluk op haar gezicht konden lezen.

De groote glorietijd is later gekomen. Zij heeft nog gespeeld in de Kleine Comedie te Rotterdam, in den Salon des Variétés te Amsterdam en in de operette bij Prot. Op zeventienjarigen leeftijd was zij met den musicus Frenkel getrouwd, die echter zes jaar later stierf; groote zorgen voor het gezin van drie kinderen hebben de tooneelbeslommeringen van de groote actrice doorkruist.

Van A. van Lier begint eigenlijk de victorie. Van Lier ging in 1882 zelf het Grand-Theâtre te Amsterdam bespelen en mevr. Frenkel-Bouwmeester werd in zijn ensemble opgenomen. Haar succes was al spoedig overweldigend; zij werd het troetelkind van het Amsterdamsche publiek, dat kwam om haar te zien in de stukken van Sardou, in ‘Demi-Monde’ en ‘Marguerite Gauthier’ (de schlager van Dumas, die dezer dagen bij het Hofstadtooneel weer uit de asch zal herrijzen), en zooveel ander werk, dat in die dagen furore maakte.

In 1885 volgde Theo Frenkel-Bouwmeester mevr. Kleine-Gartman op als eerste kracht aan de Kon. Vereeniging; haar debuut in den Stadsschouwburg werd gevierd met Marguerite Gauthier. Het volgend jaar verwierf zij de gouden medaille van verdienste van koning Willem III, en spoedig daarop werd zij in ‘Flora Tosca’ van Sardou hartelijk gehuldigd.

Bij vroegere gelegenheden is al dikwijls een overzicht gegeven van mevr. Mann - Bouwmeesters veelzijdige prestaties aan de Kon. Vereeniging, die zij van 1885 tot 1920 heeft gediend; haar afscheidsrol was Badeloch uit ‘Gijsbreght van Aemstel’. Op goed geluk noemen wij enkele van haar voornaamste creaties: Madame Sans-Gêne (met Louis als Napoleon), Antigone in ‘Oedipus’, Lady Macbeth, Catharina in ‘De Getemde Feeks’, Racines ‘Phèdre’, Gretchen, Maria Stuart, Judith (Hebbel), Hedda Gabler, Hanne uit ‘Voerman Henschel’ van Hauptmann (haar overgang van draak en salonstuk naar het naturalisme heeft haar talent nog verrijkt!), mevr. Sanna in ‘Kwakzalvers’ van Henri Dekking, mevr. George in ‘Trouwen’ van Shaw etc. etc.

In 1917 viel het gouden jubileum van mevr. Mann, dat luisterrijk is gevierd. Ook na haar afscheid van het Nederlandsch Tooneel (dat in 1920 met haar uit plankenland verdween) is zij nog opgetreden, tot zij in 1926 het tooneel voor goed vaarwel zei met ‘Het Kind der liefde’ van Henri Bataille. Bij die gelegenheid werd zij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Voor het laatst is mevr. Mann op de planken gekomen bij het overhandigen van den Mann - Bouwmeesterring aan haar ‘opvolgster’ Else Mauhs, na afloop van de voorstelling van ‘Vorstelijke Emigranten’ in den Stadsschouwburg te Amsterdam. Door deze sympathieke symbolische daad bewees de tooneelspeelster ook het groote talent van een volgende generatie juist te kunnen beoordeelen.