Idealen in blik
De beste soort zomeramusement
Het Blijspelgezelschap

Zooals men weet, bestaat er in de tegenwoordige maatschappij een groote mate van oneenigheid over de wijze, waarop het sociale vraagstuk moet worden opgelost. De een denkt er zus over, de ander zoo: de een is socialist, de andere nationaal-socialist, nog een derde blijft maar gewoon kapitalist; maar wat zij ook zijn, zij meenen allen het bij het rechte eind te hebben en kijken elkaar zeer onvriendelijk aan.

De Amerikaan Aäron Hoffman is er echter in geslaagd een blijspel te schrijven, dat al deze richtingen broederlijk vereenigt, en dat wel op de basis van een bijzonder onderhoudend amusementsgenre. ‘Idealen in Blik’ begint met een conflict, dat er zeer ernstig uitziet. De conservenfabrikant Bill Benson wordt, juist op het monemt, dat hij een bezwaarlijk crediet heeft af te lossen, door zijn academisch ontwikkelden zoon en den ouden arbeider (tevens een oud vriend van Bill), Ben Jones, gedwongen een nieuw economisch stelsel, het ‘productie-socialisme in te voeren. Uit de details door den schrijver gegeven blijkt wel, dat het een vorm van socialisme is, waarin noch Hendrik de Man, noch dr Ley ooit hebben voorzien; de arbeiders krijgen een parlement en een ministerraad en natuurlijk wordt de oude Jones staatssecretaris, hoewel hij niet bijzonder snugger is. Benson Sr. legt zich bij de zaak neer en wordt president van de productie-socalistische fabriek, hoewel hij het failliet tegemoet kan zien; want de bankier Drum dreigt hem met beslaglegging. Er schijnt geen uitweg meer mogelijk; maar daar komt een fantastische zakenman, mr Graig, binnenvallen, die een enorme order verstrekt, omdat hij eveneens (maar met contanten) een productie-socialistische onderneming wil gaan opzetten, onder het motto ‘de groente per auto bij den klant aan huis’. De patroon en de arbeiders slaan nu de handen ineen; maar.... op het nippertje blijkt de reddende commercieele engel een ontsnapte krankzinnige! Daar staan wij nu aan het eind van de tweede acte en gaan vol onzekerheid de pauze in. Hoe alles dan nog weer terecht komt (zelfs het huwelijk van twee jonge menschen ontbreekt niet aan de finale) in een zotte symphonie van krankzinnig en niet-krankzinnig, ondersteund door een slotkoor van automobielen.... dat laat ik den lezer van dit ochtendblad te raden over. Dat men veel wijzer wordt over de practische verwezenlijking van het socialisme zal ik niet zeggen, maar men kan een paar uur van ganscher harte lachen om de beste soort romanamusement die zich maar denken laat.

Gedenken wij van de vlotte, reeds elders goed ingespeelde opvoering vóor alles Cor Hermus als den ouden ‘bewust’ geworden arbeider, den Lincoln van de economie; een kostelijk getypeerd personage, zooals alleen Hermus dat geven kan. Dan is verder Constant van Kerckhoven een zeer goed gespeelde fabrikant, terwijl Elias van Praag en Ph. la Chapelle met veel toewijding resp. den ‘krankzinnigen’ kapitalist en den dooven bankier opknappen. Jan van Ees, de idealistische zoon, heeft niet de dankbaarste functie en ook Mien van Kerckhoven heeft ditmaal een bescheiden rol; maar zij doen het hunne in het ensemble.

Het is nu nog tijd. Colijn heeft de groote problemen uitgesteld tot September. Men doe dus zijn voordeel met deze oplossing, die alle partijen bevredigt en bovendien het groote voordeel heeft zonder zouteloosheid de lachspieren los te maken! Gisteravond was de schouwburg nog maar matig bezet, maar het werd een succès fou.

M.t.B.