Yvette Guilbert
Kurhaus

Na Lucienne Boyer, in dit seizoen, Yvette Guilbert. Welk een markant verschil! Is de Fransche diseuse sedert de negentiende eeuw dusdanig in haar nadeel veranderd, dat de jongere generatie ons slechts een Boyer heeft te brengen, of zijn wij eenvoudig onvolledig geïnformeerd, omdat wij b.v. Marianne Oswald hier nog nooit hebben gehoord? Hoe het ook zij, Yvette Guilbert, die het geheim van de eeuwige jeugd schijnt te kennen (juist omdat zij geen enkele poging doet jonger te zijn dan zij is), vertegenwoordigt de negentiende eeuw in een superioriteit, die ons doet denken, dat deze eeuw toch zoo slecht nog niet is geweest. Althans in Frankrijk heeft zij de realistische erfenis van de achttiende niet kunnen verdonkeremanen; in de voordrachtskunst van Yvette Guilbert is het realisme van het volk zelfs niet doodgedrukt door de ietwat louche grapjes van Paul de Kock.

Want behalve chansons uit de 17e en 18e eeuw had Yvette Guilbert gisteravond dezen verdachtsten aller romanciers als dichter op haar programma; en hoe voortreffelijk deed hij het niet in deze gevariëerde en vitale zegging! Paul de Kock leent deze diseuse de stof, die haar talent precies ligt; maar het merkwaardige is, dat zij alle dubbelzinnigheid, zonder er iets aan te vervalschen of te verzoetelijken, aan deze ‘poëzie’ ontneemt, uitsluitend en alleen door de hartige distinctie, waarmee zij het vulgaire samenvat in een enkele nuance, een afdoend gebaar.

Wonderlijk mengsel van volksche vulgariteit en subtiele beheersching van de stof, deze Yvette Guilbert! Hoor haar het woord ‘Belge’ uitknallen, hoor haar voortreffelijke bespotting van 't Gregoriaansche recitatief in ‘La Delaissée’, hoor haar onverbeterlijke voordracht van ‘Madame Arthur’ of ‘Quand on vous aime comme ça’ (gepeperd in die mate, dat het Fransch ongetwijfeld voor velen de zonde goed moet maken); en men begrijpt plotseling, waarom op het repertoire van deze vrouw ook een verteederd ‘Enfance’ van Francis Jammes kan voorkomen, zuiver religieus, maar zonder een zweem van religieuze aanstellerij of religieus pathos, vrij van de sentimentaliteit, die iedere mindere kunstenares er zou hebben ingelegd....

Yvette Guilbert, die haar chansons inleidde met een geestige causerie, vastgeknoopt aan den ‘feminist’ Michelet, werd uitstekend begeleid door Irène Aitoff.

Er was weliswaar niet zooveel publiek als bij Lucienne Boyer, maar zij, die in de Kurhauszaal aanwezig waren, hebben opnieuw genoten van dit ongebroken temperament. Er waren bloemen en het applaus was telkens allerhartelijkst.

M.t.B.