‘Oude liefde’
Een geestige comedie in een comedie
Uitstekend gespeeld door het Centraal Tooneel

‘Oude Liefde’ heet het stuk, dat door het Centraal Tooneel gespeeld wordt, en dat geschreven is door Samson Raphaelson; maar ‘Oude Liefde’ is ook het stuk, dat geschreven werd door Steven Gaye, dien Samson Raphaelson eerst uit het niet heeft doen geboren worden als tooneelschrijver. Om duidelijker te zijn: ‘Oude Liefde’ is een tooneelstuk in een tooneelstuk, dat voortdurend om den voorrang worstelt met de werkelijkheid van het leven. Als zoodanig lijkt het even op ‘Zes Personen op zoek naar een Auteur’ van Pirandello, al is de opzet minder relativistisch-diepzinnig en al trappen tooneelfantasie en werkelijkheid elkaar hier meer Amerikaansch op de teenen. Maar technisch is dit stuk bepaald brillant; al is tenslotte de blijspeltoon overheerschend, er is toch een ‘idee’, waaraan de stof gehoorzaamt. Het tooneel, aldus de strekking van ‘Oude Liefde’, is een verwarrende complicatie van het werkelijke leven; de acteur is een omweg, die den mensch tot plagiaat maakt van zijn aap, het tweede leven op de planken pleegt roofbouw op het leven van het instinct.

Aan het begin van het stuk is de verhouding, zooals zij zijn moet: de tooneelschrijver Steven Gaye, die juist zijn tragedie ‘Oude Liefde’ heeft voltooid (hij schreef tot dusverre alleen blijspelen, en hij had daarbij moeten blijven), heeft een secretaresse, die hij waardeert en die hem is toegedaan, hoewel Gaye de vijftig al gepasseerd is en Linda Brown, de secretaresse, een vijf-en-twintig jaar jonger is. Ongeveer dezelfde situatie van ouderen man en jongere vrouw heeft Gaye juist tot onderwerp van zijn tragedie gemaakt; en een tragedie eischt ‘hooge gevoelens’, eischt voor alles, dat de dingen gecompliceerder worden voorgesteld dan ze zijn. Wij zien nu den tooneelschrijver Steve Gaye steeds op jacht om zijn leven tot een reeks dramatische scènes te maken, terwijl in werkelijkheid het leven hem de wet voorschrijft, zijn tragedie omgooit tot een comedie; hij gaat zelfs zoover, dat hij Linda de hoofdrol in zijn stuk geeft en haar in handen ‘speelt’ van de spreekwoordelijke jeugd, den sportieven Dickie Reynolds, die eigenlijk een heel gewoon heerschap is, maar door het stuk ‘Oude Liefde’, waarin hij Linda iederen avond in zijn armen moet nemen, boven zijn niveau wordt getild en dus kunstmatig verhit tot het voelen van gevoelens, die hij niet heeft. Ook Linda acht zich verplicht aan haar rol om den bruingebranden jongen man boven den ouderen Steve Gaye te stellen, en zoo duurt het drie acten, aleer de slang zichzelf in den staart heeft gebeten en Linda Brown weer terug is gekeerd tot de plaats van liefhebbend secretaresse, die het simpele instinct haar had aangewezen. ‘Oude Liefde’ is uitgespeeld; en zooals de oude acteur Galloway opmerkt, die er de groote tragische rol van ouderen man in moest spelen: het was toch eigenlijk maar een gewoon stuk....

Het voortdurend wisselend tournooi van tooneeleffect en menschelijke gevoelens, waarvan de charme is, dat het gewoon-menschelijke zooveel moeite heeft om zich door de tooneelgebaren heen te verwerkelijken, is in dit lichte blijspel voortreffelijk volgehouden. De satyre op het tooneelschrijven is trouwens even goed getroffen, zoodat men den heer Samson Raphaelson er van verdenkt, dat hij het ‘vak’ niet alleen kent, maar ook dóór heeft; en het element van de opgevijzelde gevoelens, die de werkelijke gevoelens tijdelijk weten te overwoekeren, mag bijna compromittant heeten voor den tooneelspelersstand. Desalniettemin heeft het Centraal Tooneel zich beijverd om van ‘Oude Liefde’ een uitstekende opvoering te geven; sans rancune!

In dit soort werk is het gezelschap op zijn best; de rolverdeeling is als geknipt voor de bezetting, die Laseur er voor beschikbaar had. Zijn regie is bijzonder knap ditmaal, zooals zijn Steven Gaye een uitstekende creatie is: curieus mengsel van onverbruikt menschelijk sentiment en getrainde fantasie ‘aan den loopenden band.’ Heel overtuigend is ook Mary Dresselhuys als Linda Brown; een van haar beste rollen. De gezonde, bruine, jonge Dickie Reynolds wordt door Remmelts met onstuimig jeugdélan vertolkt; Rie Gilhuys, die in sommige rollen wel eens maniertjes in plaats van werkelijk spel laat zien, was ditmaal alleraardigst en zeer zuiver als de actrice Geneviève Lang, die ook al boven haar stand leeft in het ‘avontuur’. In Hermann Schwab had men een zeer levenden Galloway gevonden, en Cor Hermus gaf weer een van zijn onverbeterlijke dwazen, die altijd familie van elkaar zijn en toch altijd ook weer een nuance verschillen.

De voorstelling vond een geboeld en dankbaar publiek; en terecht! De afwezigen zullen de volgende avonden wel komen.

M.t.B.