Nationale 6
Arlequin poli par l'amour
Alliance Française

‘Nationale 6’ van Jean-Jacques Bernard brengt eenige variatie in de wel vrijwel uitsluitend op de Parijsche tooneelconflicten ingestelde stukken, die de Franschen hier dit seizoen hebben gespeeld. De humor van dit soort comedie is veeleer landelijk van allure, niet alleen wat de situatie van het gegeven betreft, maar ook wat de psychologische motiveering aangaat. Deze landelijke provinciale kant van Frankrijk wordt in de blijspelen van den boulevard dikwijls over den hekel gehaald; de Parijsche burger mag zich dan vermaken met de bekrompenheid of de hypocrisie van den provincieman; Jean-Jacques Bernard daarentegen schildert Bourgogne en de eenvoudige menschen, die daar aan den weg ‘Nationale Six’ wonen, met een accent van goedmoedig, verteederd begrijpen; zijn stuk is, om een van zijn eigen uitdrukkingen te gebruiken, nog lauw van de kip, zoo ruikt men er de sfeer van het landelijke leven in. De fantast Michel en zijn dochter Francine, die het droomen en ‘hineininterpretieren’ van hem geërfd heeft, zijn in hun goed-burgerlijke illusies bijzonder aardig geteekend tegenover de reëele, strikt zakelijke moeder, die geleerd heeft sceptisch te blijven, als haar man op hol slaat, maar toch ook even meegenomen wordt door de groote illusie; het huwelijk van Francine met Robert, die met zijn vader in dit landelijke milieu kwam binnenvallen bij een auto-ongeluk. Het blijft een episode; want Francine, in haar lichtvaardigen uitleg van 'n paar vleiende woorden van Robert, gesterkt door den onverbeterlijken Michel, heeft wel een andere illusie wakker geroepen, maar niet die zij wenscht; Roberts vader wil nl. met haar trouwen. De ongelijksoortige amoureuze verhouding van vader en zoon jegens Francine zijn in ‘Nationale 6’ uitstekend uitgewerkt; en het is goed gezien, dat beide vertrekken, de vader met de wetenschap, dat zijn rol van jeugdig minnaar is uitgespeeld, de zoon met een kleine emotie, een snel vergeten lichte ‘aandoening’ onder het schilderen van Francine's portret. De gevaarlijke romantische weg wordt verlegd, en Michel en Francine, de twee fantasten, moeten de realiteit van het leven eindelijk recht in de oogen zien.

Zoo sympathiek als het stuk is, zoo eenvoudig en treffend van simpele expressiviteit was de opvoering. In de eerste plaats moet de sublieme vertolking van den vader van Pierre Bertin worden genoemd; hij gaf hem als een nog betrekkelijk jonge figuur, wiens leeftijd zich voornamelijk verraadt door een licht paedagogisch tintje, een enkel vaderlijk gebaar, maar met genoeg zelfironie om niet ridicuul te zijn in zijn landelijken droom. Blanche Brunoy als Francine trof ook den juisten, eenvoudigen toon voor dit burgermeisje met een natuurlijke fantasie; Abel Tarride als haar vader vereenigde den bonhomme en den fantast ‘toujours dans la lune’ in één gezette persoon; in Paul Cambo had men een gevoeligen Robert gevonden (niets anders dan een aardige en jeugdige veroveraar), terwijl de zakelijke moeder door Germaine Michel met kostelijke nuchterheid werd gespeeld.

Vooraf werd ‘Arlequin poli par l'amour’ van Marivaux gegeven. Men moet van het genre ‘Marivaudage’ houden, anders is het wel lichtelijke onnoozel; het heele stukje is divertissement met zang en dans, gemaakt voor een ander publiek dan het twintigste-eeuwsche, met andere ‘spelregels’. Pierre Bertin maakte ook hier geen slechte beurt als een fijntjes gespeelde Arlequin, terwijl van zijn medespelers niet anders gezegd kan worden dan dat zij hun best deden het grapje over het voetlicht te brengen. De dansen en de muziek pasten zich bij het gevalletje naar behooren aan.

Zoo was het een avond van onschuldige ontspanning, die door het publiek ook zeker gewaardeerd werd. En de volgende maal komt Sacha Guitry immers weer aan het woord....

M.t.B.