Het Doktersgeheim
Een comedie van Sidney Philipps
Verdienstelijke opvoering door het Hofstadtooneel

In het late seizoen (waarop in het stuk van den avond zelfs even gezinspeeld wordt door de operazangeres Olivia Landis, die een der voornaamste personages is) komt het Hofstadtooneel het publiek nog verrassen met een merkwaardig tooneelspel van Sidney Philipps: ‘Gentleman’, alias ‘Het Doktersgeheim’. Ik zeg: een merkwaardig stuk, want dat is het ongetwijfeld, al is het zeer ongelijk van qualiteit en soms bijna een parodie op zichzelf. Een wonderlijk gebouwde comedie, dit ‘Gentleman’; een weinig geïnspireerd eerste bedrijf, waarbij men soms denkt in een halve klucht verzeild te zijn; een zeer sterk geschreven tweede bedrijf, waarin eigenlijk het geheele ‘doktersgeheim’ en zijn consequentie wordt opgeworpen en blootgelegd; en dan weer een zeker boeiende, maar raar ‘tegen den toon aan’ gecomponeerde slot-acte, die het geheel een blij einde moet geven. De slotindruk is toch, dat men hier te doen heeft met een tooneelwerk van zekere importantie, dat men gaarne al vroeger in het seizoen zou hebben gezien.

Belangstelling voor medische problemen is den tegenwoordigen mensch ongetwijfeld tot een tweede natuur geworden, dank zij allerlei populaire beschouwingen, die dezen mensch op de hoogte brengen van zijn zenuwen en zijn puistjes op de neus. Sidney Philipps heeft op deze belangstelling gerekend bij het schrijven van zijn stuk; het is duidelijk geschreven om het probleem van het doktersgeheim heen. Zooals in ‘Men in White’ wordt gemediteerd over de vraag, of de arts eerst mensch dan wel voor alles dokter moet zijn, zoo wordt in ‘Het Doktersgeheim’ de vraag aan de orde gesteld, of de arts in noodgevallen gebruik mag maken van zijn medische wetenschap, ja of neen. De ethische figuur draagt hier den symbolischen naam Coster (dat hij door Dirk Verbeek gespeeld wordt, is overigens eveneens toeval); deze prof. Coster constateert bij het onderzoek van een ouden kennis, ir. Ivers, dat deze lijdt aan aorta-insufficientie en nog maar eenige maanden te leven heeft. Wat moet hij doen, als hem ter oore komt, dat Isolde, de dochter van zijn voormalige geliefde Olivia Landis (nu beroemde operazangeres, destijds choriste) en buiten weten van de wereld ook zijn dochter met dezen Ivers wil trouwen?

Ivers is een uitgerangeerde Lebemann, die aan zijn laatste sensatie: het gelukkige, burgerlijke huwelijk, toe is; Isolde, die jong en onervaren is, heeft geen critiek op hem, en hij heeft geen bedenkingen om haar tot vrouw te nemen. Coster besluit zijn beroepsgeheim te schenden, en wijdt Isolde in door haar op de hoogte te stellen van wat hij weet. Gevolg: Isolde houdt met de vertwijfelde hardnekkigheid van de jeugd aan haar liefde vast. Tijdens de afwezigheid van haar moeder doet zij Coster (dien zij slechts als vriendelijken vreemde, niet als haar vader kent) een proces aan, maar deze wordt op grond van humanitaire overwegingen vrijgesproken. In een ietwat geforceerde verzoening tusschen de ‘partijen’ laat de schrijver dan zijn stuk eindigen.

De menschen zijn hier nu eens scherp gekarakteriseerd, dan weer niet meer dan typen. Philipps wisselt den tragischen toon af met den blijspeltoon; hij laat ons voortdurend in het onzekere over zijn eigenlijke bedoelingen.... hetgeen niet de minst origineele kant van zijn werk is. Naast den psychologisch goed gemotiveerden professor en zangeres ontmoet men b.v. een graaf Constantin, die Olivia op correcte en nogal dwaze wijze aanbidt (toch niet bedoeld als klucht), en voorts een assistente van Coster, die in haar onbewuste jaloezie haar vereerden superieur tracht te bewaken tegen de concurrentie van Isolde, die zij natuurlijk slechts als vrouw kent en niet als Costers dochter. Het blije einde kan de schrijver slechts bewerkstelligen door het op zichzelf tragische geval van den ongeneeslijk zieken Ivers in het derde bedrijf wat al te snel weg te werken; een blijspel dus, dat over lijken gaat.... Dit mengsel van tegenstrijdige elementen in het stuk, waarvan de dialoog ook sterk varieert met de stylistische wisselingen.

* * *

Mevr. Ranucci-Beckman had de regie van dit niet gemakkelijk te spelen werk op zich genomen. Zij heeft er zeker eer mee ingelegd, al gelukt het haar niet het eerste bedrijf op het peil van de beide andere te brengen; maar hier is de tekst waarschijnlijk niet het minst schuld. Vooral het tweede bedrijf echter was in deze vertooning zeer knap en boeiend; en in de derde acte was de ongelijkheid geen beletsel voor een knappe afwikkeling.

Dirk Verbeek als prof. Coster was in het algemeen volkomen tegen de soms wat betoogende rol opgewassen. Men kan zich voorstellen dat de hoogtepunten nog meer doorwerkt kunnen zijn; Verbeek zocht het daar soms nog te veel in het rhetorische; maar met zijn creatie als geheel kan men zich zeer wel vereenigen, omdat hij met veel tact den doceertoon wist te vermijden. Niettemin overtrof Fie Carelsen hem als Olivia; de dialoog tusschen deze twee in de midden acte was levend, spannend tooneel van de zeer goede soort, en de rol lijkt hier vooral de begaafde actrice ‘op het lijf’ geschreven. Emmy Meunier, die meestal als een stralend ondeugdje moet fungeeren, stond hier voor een veel moeilijker taak: de Isolde-partij. Wat zij er van maakte was respectabel, al kan deze jonge meisjesfiguur stellig nog veel meer genuanceerd en daardoor verdiept worden. Paul Steenbergen voldeed goed als Ivers, maar hij was te jeugdig gegrimeerd en ook in zijn doen en laten aan den adolscenten kant: men verhelpe deze kleinigheid bij volgende voorstellingen. Een verrassend knap gespeeld rolletje was de assistente van Joekie Broedelet; dat de voorstelling veel relief gaf. Van Frenkel kregen wij een uiterst verzorgden en fraai ‘buitenlandsch’ sprekenden prins te zien, zooals wij dat van dezen acteur wel gewoon zijn.

Het applaus was zeer hartelijk en noopte terecht ook mevr. Ranucci ten tooneele te verschijnen. Voor verschillende spelers waren er bloemen.

M.t.B.