Ballet Jooss
Honderdste voorstelling in Nederland
Kon. Schouwburg

Het Ballet Jooss werd hier te lande al een zoo geregelde gast dat men er zich eigenlijk nog over verwondert pas de honderdste voorstelling te zijn genaderd. Jooss is reeds een soort traditie geworden: een Jooss-traditie, die het midden houdt tusschen drama en ballet. Want beide elementen zijn in Jooss' choreographie vertegenwoordigd en men kan wel zeggen, dat haar speciale ‘kleur’ juist aan die vermenging van elementen te danken is.

Toch ontdekt men steeds meer (wij hebben dit ensemble nu herhaalde malen gezien), dat ook Jooss en zijn dansers op hun best zijn, wanneer zij dansers blijven. Het symbolische element kan hier weliswaar niet weggedacht worden, maar het ballet laat zich evenmin in de symboliek vangen; zoodra de toeschouwer gedwongen wordt tot intellectueele combinaties van ingewikkelder aard (die soms bij Jooss voorkomen en niet zijn gelukkigste kant zijn), verliest het ballet aan charme, wordt het een soort roofbouw op de wereld van het tooneel, dat het uiteraard (door de geaardheid van zijn middelen) toch geen concurrentie kan aandoen. Een zuivere choreographie zal zich daarom niet in ‘problemen’ laten verwikkelen, maar voor alles aan het muzikale, d.i. het spontane van de beweging trachten vast te houden. De dans moet het denken vermijden, of tenminste telkens snel afleiden, want anders gaat de toeschouwer te veel denken en raakt hij zijn naïeveteit kwijt....

De jubileum-avond nu gaf van Jooss en zijn gezelschap zeker de beste eigenschappen te genieten. Oude bekenden, maar goedgekozen. ‘Wereldstad’ handhaaft zich, ondanks de wat pretentieuze ‘innerlijke conflicten’ die er in geweven zijn, volkomen door den voortreffelijken bouw van het geheel, ‘Ballade’ heeft prachtige motieven, maar is als totaliteit minder gesloten, des te sterker zijn hier de prestaties der dansers afzonderlijk. Een der beste balletten blijkt bij het weerzien ‘Bal in Oud-Weenen’, dat een minimum aan problemen oplevert, maar juist overal de fijne ‘pointe’ heeft, die Jooss' choreographie hier onderscheidt van de gebruikelijke Weensche variaties op het bekende thema. Een meesterstukje blijft ook ‘Pavane’, de dans van de etikette en de ‘doodgedrukte’ Infante; misschien is dit het beste, dat Jooss ooit ‘componeerde’. ‘Heden.... Joh. Strauss’ daarentegen is verbrokkelder, en zelfs nu ik het voor de derde maal zie, blijft mij de structuur tamelijk onduidelijk; hetgeen niet wegneemt dat de burleske elementen hier vooral zeer verdienstelijk zijn en met name Otto Struller en Elsa Kahl als de duivel en zijn moer uitstekende dingen doen. Trouwens: technisch handhaaft het Ballet Jooss zich overal, en de volmaakte beheersching van het materiaal is zeker mede een van de voornaamste oorzaken van zijn populariteit.

De schouwburg was gisteren geheel gevuld, en de geestdrift was ongeveinsd. Verschillende leden van het ensemble werden met fraaie bloemen bedacht; en na de pianisten (F.A. Cohen en Fritz Waldmann) moest ook Jooss bezwijken voor den aandrang van het publiek en op het tooneel meerdere ovaties in ontvangst nemen.

M.t.B.