‘Die Pfeffermühle’ en Nederland
Een arbeidsvergunning geweigerd
Uitermate willekeurige en verwerpelijke beslissing

De Rijksdienst voor Werkeloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling heeft, naar Vooruit meldt, aan het litteraire cabaret van Erika Mann, ‘Die Pfeffermühle’, de vergunning geweigerd om één week in Den Haag op te treden. Tevens werd deze vergunning geweigerd aan een Weensch revuegezelschap met Hollandsch orkest, dat in het Gebouw voor K. en W. alhier en in Amsterdam voorstellingen zou geven; tenslotte is een verzoek van de Nelson' revue, die weer negen maanden in Amsterdam mag optreden, om vergunning voor een Nederlandsche tournee afgewezen.

Bij informatie ter bevoegder plaatse werd ons meegedeeld, dat deze beslissingen inderdaad zijn genomen, maar over de motiveering wenschte men zich niet nader uit te laten. De referendaris, de heer Th. van Lier, die deze aangelegenheden in handen heeft en ook de zaken in quaestie heeft geregeld, is met vacantie vertrokken.

* * *

Wij meenen dit geval niet zonder commentaar te kunnen laten passeeren.

Vooreerst treft het ons (en waarschijnlijk velen met ons) hoogst onaangenaam, dat men in de kringen van den bovengenoemden Rijksdienst geen qualitatieve verschillen schijnt te kennen; men behandelt een gezelschap als ‘Die Pfeffermühle’ volgens dezelfde normen, die men ook voor een beroepsgoochelaar of een revue-ensemble laat gelden. Wat het Weensche revuegezelschap en de Nelson-revue betreft: er is inderdaad aanleiding om ten opzichte van deze amusementsgroepen de vraag te stellen, of zij niet vervangbaar zijn. Het geheele probleem van hun optreden kan men zien als een probleem van werkverschaffing en concurrentie. Maar dit gaat geenszins op voor ‘Die Pfeffermühle’. Wij hebben meermalen de voortreffelijke qualiteiten van dit cabaret naar voren gebracht en bij het derde optreden zelfs geconstateerd, dat het gezelschap niet op zijn lauweren rustte, maar in de samenstelling van zijn programma's een stijgende lijn te zien gaf. ‘Die Pfeffermühle’ representeert uit een idee (een humanistische, en als zoodanig onpolitieke idee); en aan zulke representanten zijn wij hier te lande nu niet bepaald rijk.

Is de naam ‘cabaret’ wellicht misleidend geweest? Onder een cabaret verstaat men in sommige kringen nu eenmaal iets, dat zich met ‘hooge kunst’ niet verdraagt. Maar o.i. pleit dit noch voor de opvattingen omtrent een cabaret, noch voor die over hooge kunst; het zou b.v. meer voor de hand liggen ‘Die Pfeffermühle’ te vergelijken met een tournee van Bassermann dan met de Nelson-revue, waar dit gezelschap nu precies niets mee gemeen heeft dan de indeeling van den avond. In ieder geval ware het niet overbodig, wanneer men ter bevoegder plaatse zich eens wat duidelijker en vooral principieeler uitsprak over de quaestie van de arbeidsvergunning aan onvervangbare en dus voor ons cultureele leven nuttige en stimuleerende kunstenaars of kunstenaarsgroepen. Het zou zeer te laken zijn, wanneer men er op grond van eenzijdig geinterpreteerde arbeidsvergunningsproblemen toe kwam aan ons kunstleven provinciale bepalingen op te leggen; om dit te voorkomen is het noodzakelijk, dat in dezen geen willekeur heerscht bij beslissingen, die men niet eens de moeite van een behoorlijke toelichting waard acht.

Het weigeren van vergunning voor ‘Die Pfeffermühle’ achten wij een uitermate willekeurige en in ieder opzicht verwerpelijke beslissing, zoolang men daarvoor geen steekhoudende motiveering weet te geven; en dàt men die zal kunnen geven, lijkt weinig waarschijnlijk, gezien de zwijgzaamheid ter plaatse.