‘Die Pfeffermühle’ verboden
Een weinig bevredigend antwoord van den Minister
Het niet ontkennen van politieke strekking

Blijkens het bericht in ons Ochtendblad heeft de minister van Sociale Zaken in antwoord op de desbetreffende vragen van den heer Van der Waerden verklaard, dat aan het cabaret ‘Die Pfeffermühle’ de arbeidsvergunning is geweigerd wegens de uitgesproken politieke strekking van de voordracht van dat cabaret.

In een artikel, getiteld ‘De Paradoxale Democratie’ (in ons Avondblad van 13 Oct. j.l.), hebben wij naar onze meening den principieelen kant van deze quaestie afdoende behandeld. Wij zouden op het antwoord van den minister dan ook niet terugkomen, ware het niet, dat de wel zeer beknopte formuleering allerlei vragen openlaat. Blijkbaar vindt men op het departement de zaak niet belangrijk genoeg om in details te treden; de gedupeerden zijn emigranten, wier belangen niet door een of ander gezantschap kunnen worden behartigd, en die men dus gemakkelijk genoeg kan afschepen. Het is mede daarom, dat wij nog even op het ‘verbod’ terugkomen; voor ons, die niet op het standpunt staan, dat ‘Recht ist was dem Volke nützt’, gaat het, onverschillig welke personen in het spel zijn, om de democratische beginselen, en derhalve om dit geval als precedent.

Vooreerst acht de minister het niet de moeite waard het argument van de concurrentie, dat eerst door den Rijksdienst naar voren was gebracht, te herhalen; dit argument schijnt niet meer te bestaan, al heeft het zijn dienst gedaan. Vervolgens vraagt men zich af, waarom de regeering drie seizoenen lang het optreden van ‘Die Pfeffermühle’ (waarvan de strekking gedurende die drie jaren ongeveer gelijk is gebleven) heeft toegestaan, en in die ‘politieke actie’ dus kennelijk geen gevaar voor het heil der onderdanen heeft gezien, terwijl nu, in het vierde jaar, plotseling de onduldbaarheid van déze ‘propaganda’ wordt ontdekt. Is dit niet een zonderlinge consequentie? En ten derde: wie zijn de ‘ondernemers’, die de politieke strekking van hun programma ‘niet ontkenden’? Mevr. Erika Mann? De impresario? Ietwat meer duidelijkheid zou hier niet geschaad hebben. Want in dezen vorm is de mededeeling, hoezeer men ook bereid is haar op gezag van den minister te aanvaarden, vrijwel nietszeggend. Natuurlijk kan men onder een bepaald aspect de ‘politieke’ strekking van humanistische, cultureele propaganda ‘niet ontkennen’, zooals wij zelf betoogd hebben in bovengenoemd artikel; maar alles hangt hier af van de omstandigheden, waaronder iets dergelijks ‘niet wordt ontkend’. Wij denken aan het interview met Unamuno, die op de vraag, of hij in den Spaanschen burgeroorlog rechts of links stond, zeide, dat hij daarop evenmin antwoorden kon als op de vraag, of hij geloofde aan het bestaan van God; want men zou dan eerst moeten definieeren wat met gelooven, wat met bestaan en wat met God werd bedoeld. Zoo is het ook gesteld met het begrip ‘politieke actie’; het is een vaag begrip, dat nader gedefinieerd dient te worden, eer men er iemand ja of neen op laat zeggen. Wij nu meenen, dat een interpretatie, die het optreden van ‘Die Pfeffermühle’ onder dit begrip vangt, een onjuiste interpretatie is, en een bedenkelijk teeken van verzwakt vrijheidsbesef.

Intusschen staan wij thans eindelijk voor een voldongen feit.