Cabaret De Lantaarn
Onder leiding van Alice Dorell
Haagsche Kunstkring

Alice Dorell is een voordrachtskunstenares met een onmiskenbare begaafdheid, zoowel wat haar persoonlijk optreden betreft als in haar functie van tekstdichteres. Wel is waar heeft haar voordracht soms iets geforceerds en zijn haar teksten er ook wel eens naast, wat de qualiteit van de geestigheid betreft; maar een kern van talent en vakkundige scholing zal niemand haar kunnen ontzeggen. Ik heb ook respect voor haar productiviteit; het meerendeel van de teksten, waarmee het cabaret ‘De Lantaarn’ den avond vult, is van haar afkomstig, terwijl zij het leeuwenaandeel van het programma verzorgt. Alle hulde.... maar verder is het cabaret ‘De Lantaarn’ toch een vergissing. Ziet men af van den wat simplistischen, maar althans geroutineerden Tonny van Otterloo, en van de pianiste Rosa van Hessen, wier verdiensten ik niet beoordeelen kan, dan ontmoeten wij in dit ensemble slechts halve en heele dilettanten, die soms wel eens iets aardigs doen, maar altijd op goed geluk; techniek hebben zij nauwelijks, en voor nummers van eenige importantie zijn zij absoluut niet geschikt. Reny Schmitz, die vroeger kleine rolletjes bij het Hofstadtooneel speelde, geeft geen blijk van speciale gaven op kleinkunstgebied, en waarom zij in dit gezelschap kwam, weet ik niet te verklaren. De heeren Piet Heilbron, Bram van Vlooten en Herbert Perwin, beschikken misschien over geheime fondsen van talent, maar als dat zoo is, dan kunnen zij uitstekend een geheim bewaren. Resultaat: alleen lichte, grappige dingetjes (zooals b.v. ‘In het Museum’, dat het meest tot zijn recht kwam) hebben onder hun handen effect, en de rest wordt een gewone mislukking of zwaar would-be. Alice Dorell en Van Otterloo kunnen daar getweeën onmogelijk tegen op, al doen zij erg hun best. De fout schuilt dan ook niet bij hen persoonlijk, maar bij hun plaats in het gezelschap; zij zouden beiden zeer waardeerbare krachten zijn in een milieu, waarin zij door krachten als Therese Giehse werden gedomineerd, maar de leidende rol te spelen onder gedeeltelijk onbevoegden is voor hen een veel te zware taak.

Het geheel is geïnspireerd op ‘Die Pfeffermühle’, die dank zij de goede zorgen onzer regeering voortaan alleen in Amerika, Tsjecho-Slowakije en Zwitserland zal optreden; dat maakt een vergelijking bijna noodzakelijk. Men zal ‘De Lantaarn’ zeker niet de eer bewijzen van een officieel verbod, want het lanceeren van wat politieke toespelingen op wapenfabrikanten is op zichzelf nog niet gevaarlijk; gevaarlijk wordt een uiting pas, wanneer zij bezield is, want dan heeft zij invloed en behoort dus verboden te worden, volgens de heerschende opvattingen. Het programma van ‘De Lantaarn’ is echter, ondanks het talent van Alice Dorell, een toevallige rhapsodie van dit en van dat, waarvan men den achtergrond niet ziet, en zou als zoodanig dus ongestoord kunnen gedijen op den nationalen bodem. Helaas vreezen wij om andere redenen voor den levensduur van het ensemble.

De decors van A.T. Nolthenius waren verdienstelijk. Er was heel wat publiek, dat het aan applaus niet ontbreken liet.

M.t.B.