Ballet Trudi Schoop
Die Blonde Marie
Een nieuwe danscomedie

De danstroep van Trudi Schoop, die in wezen nauw verwant is aan het Ballet Jooss, maar van den beginne af meer naar de humoristische pantomine overhelde, evolueert met de nieuwe danscomedie ‘Die Blonde Marie’ verder in deze richting, het woord ‘danscomedie’ wijst er al op, dat Trudi Schoop zich iets voorstelt, dat het midden houdt tusschen een compositie van bewegingsmotieven en een dramatisch gebeuren; en inderdaad, ‘Die Blonde Marie’ is een typisch tusschenstadium van dans en ‘drama’, het is, met andere woorden, de pantomime in een modernen vorm herleefd. Er is een geschiedenisje (op zichzelf natuurlijk maar een naïef verhaaltje, dat zich tot allerlei parodie en satyre leent): de blonde Marie is een dienstmeisje, dat carrière maakt na een aanvankelijke mislukking in haar betrekking; zij wordt kellnerin, en dan koriste, om door een filmtoeval in een minimum van tijd op te klimmen tot ster, tot ‘dame Marie.’ Zij krijgt een rijken man en een bijbehoorend kind, maar is niet gelukkig, zoodat zij volgens de principes van Rousseau weer tot de natuur terugkeert, aan de hand van een schilder, wiens meesterwerken door het publiek worden bespottelijk gemaakt. Aan het einde van de comedie staat Marie weer in haar ‘natuurgedaante’ voor het voetlicht.

Dit geschiedenisje is op zichzelf een weinig infantiel en men zou er ook niet zooveel drukte van maken, als in laatste instantie de pantomime geen gedanste pantomime was. Het accent valt nu immers op de voortreffelijke dansers, die het niet gemakkelijk hebben om het publiek met de historie van de blonde Marie een geheelen avond te boeien; zij weten dat niettemin te bereiken, vooral dank zij de dans-intermezzi, die het verhaaltje in ruime mate toestaat. Het hoogtepunt van het geheel is zeker de vijfde ‘acte’: een prachtige parodie op een sentimenteele operette, gedanst met een ballet-virtuositeit, die voor de echte ballet-techniek allerminst behoeft onder te doen. Maar ook in de andere tafereelen zijn voortdurend amusante vondsten te waardeeren, al is het, zelfs voor de bekwaamste dansers, wel eens moeilijk voortdurend psychologie door acrobatiek te vertolken. Bijzonder vermakelijk is bv. de fakir-scène uit de tweede ‘acte’ en ook de verontwaardiging van het publiek voor de schilderijen in het laatste tafereel is een uitstekend stukje groteske danskunst. In het algemeen mag men wel zeggen, dat de geheele dansgroep het ver gebracht heeft in de komische gebarensymboliek, zoodat Trudi Schoop slechts ‘prima inter pares’ is.

Haar creatie van de blonde Maria is echter de verbindende rol, die een speciaal uithoudingsvermogen en een groote mate van fantasie vergt. Maar bijzonder virtuoos is werkelijk haar optreden in de operette; deze scène verwierf niet ten onrechte meerdere open doekjes! Compositorisch zou deze geheele danscomedie er dan ook nog bij gewonnen hebben, als de operette tevens de ‘apotheose’ was geweest. Het ‘terug naar de natuur’ is aandoenlijker, maar geen climax.

Trudi Schoop heeft zich hier te lande in enkele jaren populair weten te maken; dat bleek wel uit de bijna uitverkochte zaal van gisterenavond en het applaus, dat na de operette-scène zelfs op een ovatie leek. De danseres en ‘componiste’, die met bloemen werd bedacht, liet het ensemble en ook de twee knappe pianisten, Lothar Perl en Paul Schoop (van welken laatste ook de muziek afkomstig is), in de hulde deelen.

M.t.B.