Ferdy's bekeering
Blijspel van Frantisek Langer
40-jarig tooneeljubileum Oscar Tourniaire

Oscar Tourniaire behoort langzamerhand tot de oude garde van het Nederlandsche tooneel, waarmee niet gezegd is, dat hij daarom al zoo oud zou zijn; maar als acteur begint men gewoonlijk vroeg en heeft men dus ook vroeg een verleden. Het verleden van Tourniaire, knap tooneelspeler uit de school van Royaards (mijn oudste tooneelherinneringen zijn met zijn optreden verbonden), ligt zeker wel in de eerste plaats in de stukken van Shakespeare, en men zou er zeker niets rouwig om geweest zijn, als men voor zijn jubileum een van Shakespeare's werken had uitgezocht. Het blijspel van Frantisek Langer, waarvan de voornaamste trouvaille schijnt te zijn een nogal goedkoope bespotting van het Heils Leger, is werkelijk niet zoozeer de moeite waard, dat men het weer uit de kist moet halen. De intrige is weinig belangrijk, de uitwerking van het gegeven teleurstellend (want wat ware er niet te maken van het ‘reddingscomplex’ van een boef, die onder invloed komt van een engelachtig verdorven Heilsleger-meisje!), en de figuur van den ouden koetsier, dien Tourniaire met zooveel overtuiging speelt, in geenen deele familie van Shakespeare's narrenfiguur; hij is hoogstens een vermakelijk blijspeltype met bijbehoorende philosophie en voorkeur voor een stevigen dronk.

Echter: een jubileum is een jubileum, en ‘Ferdy's Bekeering’ heeft genoeg momenten, die den acteur wat te doen geven; de koetsiersrol is wel een dankbaar object, als men van de vergelijking met Shakespeare wil afzien. Wij willen er dus niet te veel kwaad van spreken, en ditmaal in het bijzonder den nadruk leggen op het voortreffelijke spel van den jubilaris, wiens typeeren inderdaad, zooals de voorzitter van het huldigingscomité het zei, wel iets gemeen heeft met de typeeringen van Hildebrand in de Camera Obscura. Deze ‘copieerkunst des dagelijkschen levens’ is Tourniaire volkomen toevertrouwd, en het in groote getale opgekomen publiek heeft de afwezigheid van Shakespeare dus waarschijnlijk niet al te zeer betreurd, men is voor Tourniaire gekomen en heeft hem in zijn element gezien. Naast hem gaf Jacques de Haas een zeer krachtigen Ferdy, Annie Verhuist een forsche Irma, Tatia Wijma een bleek, maar energiek Heilssoldaatje, Johan te Wechel als Russisch vorst bleef in boeddhistische ingetogenheid wat op den achtergrond, Ph. la Chapelle mocht den spot op het Leger voornamelijk op zijn schouders nemen.

* * *

Onder leiding van regisseur Defresne werd na afloop van de voorstelling bij open gordijn het tooneel gemetamorphoseerd in een receptieruimte, en toen Tourniaire, ontdaan van zijn koetsiersspullen, maar in rok terugkwam, werd hij met een hartelijk applaus verwelkomt. De eerste die hem toesprak, wat prof. Josephus Jitta namens het comité van huldiging. Prof. Jitta herinnerde aan des jubilaris' oorspronkelijke plan in de confectie te gaan; een plan, dat moest mislukken, omdat Tourniaire in zijn spel altijd het individueele blijkt te zoeken; het werk van Shakespeare, waarin Tourniaire heeft geexcelleerd, bewijst dat. Spr. moet denken aan de Camera Obscura, wier typen leven om dezelfde redenen als Tourniaires rollen. Hij overhandigde den jubilaris een enveloppe en een krans.

Prof. van der Bilt sprak een woord van hulde namens de Schouwburgcommissie, die er zich over verheugt, dat de Amsterdamsche Tourniaire ook in Den Haag zulke talrijke sporen van bewondering heeft achtergelaten. Was uw debuut in het stuk ‘Vrienden van Ons’, aldus spr., deze zaal bewijst u dat gij kunt zeggen: ‘Vrienden van mij’. Met een hartelijken wensch voor Tourniaires verdere loopbaan eindigde spr.

Na hem kwam not Cor van der Lugt Melsert aan het woord, die van oude vriendschap gewaagde. Maar het laatste woord was aan Tourniaire zelf, die zijn huldigers hartelijk dankte, en met hen het publiek.

M.t.B.