De herbergierster
Blijspel van Carlo Goldoni
Nieuw Schouwtooneel

De stukken van den uiterst productieven 18e eeuwschen Venetiaan Carlo Goldoni (het zijn er, als ik mij niet vergis, ongeveer 150) lijken op libretto's; zij leveren den tooneelspelers een reeks situaties en ontknoopingen, die betrekking hebben op typen uit de burgerij en het volk. De kunst van Goldoni, die destijds een zuivering beteekende van de cliché geworden commedia dell' arte onder invloed van Molière, is voor ons in zooverre historisch geworden, dat deze personages niet direct meer tot ons spreken, omdat de maatschappelijke situatie veranderd is; maar hoe voortreffelijk een tekst van Goldoni dienst kan doen als libretto voor een hedendaagschen regisseur, bleek eenige jaren geleden duidelijk genoeg uit de opvoering door het gezelschap van Reinhardt (met Hermann Thimig in de hoofdrol) van ‘Ein Diener Zweier Herren’. Het handige voor allen preektoon ongevoelig comediantentalent van dezen Goldoni kan een regisseur als Reinhardt tallooze prachtige troeven leveren voor een klein tooneelfeest; de Venetiaan mist de brave degelijkheid van onzen tragen Pieter Langendijk, waarvan hij verschilt als het Canale Grande van een poldervaart. Maar men moet hem dan ook zoo licht en onbezorgd spelen als hij verdient; iedere zwaarte is hier hinderlijk en doet onmiddellijk het oppervlakkige van Goldoni's typeeringen beseffen als een gebrek, terwijl het een puur amusement kan zijn.

‘La Locandiera’ is een blijspel van Goldoni, dat zeker evenveel mogelijkheden biedt als het door Reinhardt gespeelde stuk, en het geeft den comedieschrijver precies zooals hij is: een knap goochelaar met situaties, een vlot, maar ondiep teekenaar van de menschen, waarmee zijn geest zich bezighield. De herbergierster is hier de vrouw, die er plezier in heeft diverse deftige haantjes uit haar omgeving om den vinger te winden, hun belangetjes en tics tegen elkaar uit te spelen.... en ten slotte te trouwen met haar bediende, den man uit het volk. De haantjes paradeeren, de herbergierster beschikt over hun wel en wee. Uit pure vrouwelijke heerschzucht wil zij ook den vrouwenhater uit het gezelschap, den ridder van Ripafratta, in haar erotisch web vangen, hetgeen haar, door toepassing van de wetten van aantrekken en afstooten, uitstekend lukt, zoodat de vrouwenhater een smadelijke nederlaag lijdt. Mirandolina, de tactische herbergierster, houdt zich strikt aan de ‘limiti della convenienza e dell' onestà’; zij riskeert een en ander, door met den ridder te spelen, totdat het mannetje in hem gevaarlijk begint te worden, maar alles loopt met een sisser af, d.w.z: het spel van Mirandolina blijft een vroolijk intermezzo, met een vroolijk slot en een onschadelijke toepassing van het dynamiet der liefde.

Een opvoering van Goldoni, ik schreef het al, moet den tekst benutten als libretto; alles hangt af van de regie de acteurs en vooral: van onberispelijk, ‘muzikaal’ samenspel. Daaraan ontbrak nogal wat bij deze interpretatie door het Nieuw Schouwtooneel, dat een zeer ongelijke bezetting had uitgekozen voor dit stuk. Het was wat men noemt een leuke vertooning, maar voor de zuidelijkheid van Goldoni, die bij Reinhardt zoo heerlijk uitwendig en lichtvoetig was, geenszins representatief; daarvoor ontbrak te zeer de eenheid. Dogi Rugani speelt de herbergierster met veel kittigheid en kattigheid, maar een beetje te ‘protestantsch’; haar opvatting is echter best te verdedigen, al blijft het procédé van aantrekken en afstooten bij haar wat nuchter. De ridder van Ripafratta van Richard Flink is echter al te lomp en daardoor, ondanks zijn pogen, geen aannemelijk vrouwenhater en object voor Mirandolina's eerzucht. En dan de twee adellijke ‘beschermers’ van Mirandolina! Jules Verstraete, die alle eigenschappen heeft voor een uitstekenden markies van Forlipopoli, is niet rolvast en Sam de Vries, als zijn concurrent graaf d'Albafiorita, lijkt uit een uitdragerswinkel ontsnapt; vooral deze Albafiorita is de groote fout van de vertooning, want de beide ‘beschermers’ moeten op elkaar ‘kloppen’ als melodie en tegenmelodie. Heel wat meer waardeering kon men hebben voor de twee tooneelspeelsters van Anny Schuitema en Jetty van Dijk-Riecker, de vrouwelijke pendanten van de beide haantjes voornoemd, en ook Adolf Rijkens als Fabrizio en Johan Schmitz als bediende van den ridder voldeden.

Het kleurige decor van Jacques Snoek had een beter harmonieerende, sneller en lichter Goldoni verdiend dan deze. Men zal er wat meer vaart in moeten brengen en de personages zuiverder op elkaar afstemmen. Het publiek heeft echter vriendelijk geklapt, en voor Dogi Rugani waren er zeer verdiende bloemen.

M.t.B.