Lodewijk de elfde
Tooneelspel van Louis Latour
Gezelschap Jan Musch

Koning Lodewijk XI van Frankrijk (1461-1483) staat in de geschiedenis bekend als een van de energiekste en meest gewetenlooze vorsten. Hij is een soort Iwan de Verschrikkelijke, ook wat zijn politiek betreft, die er op uit was de ‘bojaren’ van zijn theoretische rijk, dat hij in een practische eenheid heeft omgezet, onder den duim te krijgen, ondanks het verzet van de Ligue du Bien Public en Bourgondië. Deze Lodewijk is een modern diplomaat, in dien zin, dat hij voor geen woordbreuk terugdeinsde en verdragen zoo noodig beschouwde als vodjes papier. Met dat al kan men hem toch niet maar zoo vergelijken met den ‘sterken man’ van tegenwoordig, zooals het programma doet, want in veel opzichten was Lodewijk ook een echte middeleeuwer, zooals uit zijn gedragingen wel blijkt; hij behoort tot dat ‘herfsttij’, waarvan Huizinga een zoo imposante schildering heeft gegeven.

De schrijver van het stuk van gisteravond, Louis Latour, heeft zich echter niet zooveel gewetensvragen gesteld als de historicus en zich gecontenteerd met het vervaardigen van een tamelijk conventioneel drama, waarin van de geschiedenis niet alleen in den feitelijken zin belangrijk wordt afgeweken. De poging tot een idylle met Maria van Bourgondië, die Latour den Koning laat ondernemen, is n.l. een vrij dwaze interpretatie van diens karakter, en zooals het met dit bijzondere onderdeel staat, zoo staat het in wezen ook met de rest. De auteur Latour behoort tot die schrijvers van historische drama's, die voortdurend den afloop van de geschiedenis volgens de leerboeken van anno negentienhonderdzooveel voor oogen hebben, als zij hun figuren laten handelen en vooral redeneeren; Lodewijk XI weet dus precies wat zijn historische taak is, terwijl hij zijn doodzonden begaat, en men zou haast zeggen, dat hij ze daarom juist beging. Psychologische verdieping, voor de doorgronding van een geompliceerd karakter als dat van dezen Lodewijk toch werkelijk geen overbodige luxe, is aan dit drama vreemd, en het lijkt dus op een koningsdrama van Shakespeare alleen zuiver uitwendig. Hoe de oude Lodewijk, zich opsluitend met alle angsten voor werkelijke en denkbeeldige vijanden, zijn laatste jaren in het kasteel Plessis-les-Tours heeft doorgebracht, moge een grooter schrijver dan de heer Latour ontraadselen. (Men vindt trouwens een oneindig veel beter beeld van den mensch en zijn tijd in den roman ‘Der Teufel’ van Neumann, waarin Lodewijks verhouding tot den barbier Olivier in het middelpunt van het verhaal staat). Maar aangenomen, dat het stuk van Latour van karton is, dan zit het vrij goed in elkaar, en het biedt ook de noodige gelegenheden voor sterk spel.

Geconstateerd moet echter worden dat Jan Musch, in zijn rol van Lodewijk XI, wel sterk spel gaf, maar zonder de tragiek van den tusschen angst voor de helsche straffen en diplomatieke successen heen en weer geslingerden monarch te benaderen. Hij bleef rhetorisch en declamatorisch, om het gemis aan werkelijke demonie te verbergen; want deze rol eischt een intiemer, geslepener, genuanceerder spel, zooals men dat b.v. van den Franschen acteur Charles Dullin zou kunnen verwachten. Neen, deze Lodewijk kon nog zoo halsbrekend dramatisch spelen (hij was bovendien niet zeer rolvast), de man van zijn conflict was hij geenszins; en dat is voor de opvoering eigenlijk beslissend. Een stuk als dit kan misschien in den schouwburg gered worden door een enorm interpretatievermogen, maar daaraan ontbrak het Musch, dien wij heel wat liever als Spaanschen Brabander zien!

Veel beter kon de Maria van Bourgondië van Mary Musch-Smithuysen voldoen; ook Pierre Myin als Olivier had qualiteiten. Jaap van der Poll als kanselier Dammartin declameerde echter rijkelijk veel, terwijl Theo Vink en Van Staalduynen als resp. de Bourgondische en Engelsche gezant niet boven de middelmaat uitkwamen. Jeanne van Rijn was een zeer goede koningin; Adolphe Hamburger ten slotte (bij wien ook de regie berustte) een volhardende biechtvader met een weinig dankbaar object voor zijn herhaalde vermaningen.

De zeer goed bezette schouwburg heeft de spelers, die evenals het stuk blijkbaar toch wel voldoening schonken, zeer hartelijk toegejuicht.

M.t.B.