Le messager
Gaby Morlay in het stuk van Henry Bernstein
Gebouw v. K. en W.

‘Le Messager’, eenige jaren geleden hier opgevoerd door het Hofstad-Tooneel onder den titel ‘De Afgezant’, is een echt stuk van Henry Bernstein, voor wien het thema van liefde, ontrouw en jaloezie onuitputtelijk is; het heeft ook al zijn zware en melodramatische nadrukkelijkheid, die hij door de kunstgrepen der routine voor het publiek aannemelijk tracht te maken. Ditmaal gaat het over een man, die in de oerwouden van Oeganda zijn liefde vertelt aan zijn gezel in de eenzaamheid, een jongeren man, en hem zoo als het ware het kapitaal van zijn verlangen naar de vrouw in Europa overdraagt. In deze gesprekken wordt de jonge Gilbert Rollin steeds meer de minnaar van het beeld, dat uit de biecht van Nicolas Dange oprijst; als hij naar Parijs terugkeert (hij heeft ook malaria gekregen, maar zooiets is voor den heer Bernstein romantische bijzaak), ontmoet hij Marie, Danges vrouw, en hij verliest zich aan haar, die verlangt en door de komst van den ‘messager’ verliefd wordt op haar verlangen, in de persoon van Gilbert. Als Dange plotseling uit de rimboe naar Europa komt (hij heeft uit de brieven van Marie de gebeurtenis geraden) en Gilbert en Marie, reeds weer uit de korte beneveling ontwaakt, in een dancing samen terugvindt, volgt de groote catastrophe, die men had verwacht: Dange breekt met Marie, en het is zelfs absoluut noodzakelijk, dat Gilbert zelfmoord pleegt om hem te laten beseffen, dat hij naar Marie terug moet gaan.

Er zit in dit stuk een stevige portie melodrama. De eerste bedrijven zijn zeker met vaardigheid geschreven en in 't genre boeiend, maar in de derde en vierde acte loopt het soms sterk naar het drakerige. De zaak is niet, dat dergelijke conflicten en situaties in het ‘werkelijke leven’ niet denkbaar zouden zijn; zij zijn zeer denkbaar, en als men zijn oogen niet in den zak heeft, kan men dagelijks om zich heen wel vreemder dingen beleven op het gebied van de amour passion. Maar Bernstein mist tegenover de stof, die hij behandelt, alle gevoel voor humor; hij heeft te weinig van wat Shaw te veel heeft; zijn tragiek is moordend, moet moordend zijn, omdat het leven in zijn conceptie nu eenmaal gereduceerd is tot een samenstel van liefdesverhoudingen zonder acceptabelen socialen ondergrond. Men snakt, vooral in de beide laatste acten, naar een verlossenden lach, van een heel banale soort desnoods. ‘Het leven is één eenzame tocht door de woestijn’, hoort men Dange zeggen, en daarmee heeft men zoo volkomen vrede, dat het wel een zeer afgezaagde gemeenplaats moet geweest zijn, die daar weerklonken heeft....

In het eerste bedrijf vreet een symbolische hagedis een symbolische muskiet op: met dat tooneeleffect is eigenlijk het stuk geklasseerd. Alle handigheid van Bernstein kan niet voorkomen, dat de handeling verslapt, omdat men, afgezien van den gratis zelfmoord van Gilbert, niets nieuws meer verneemt, dat de spanning nog zou kunnen verhoogen.

* * *

Het waarom van de Fransche voorstelling, die ons gisteren in het Gebouw werd geboden, is mij niet geheel duidelijk. Het stuk van Bernstein is geen meesterwerk, en de voorstelling was nog veel minder een meester-voorstelling. Dus werd het geheel een vrij overbodige herhaling van de Nederlandsche opvoering, die in bijna elk opzicht beter was.

Ik maak een uitzondering voor Gaby Morlay, die de rol van Marie Dange genuanceerd en zuiver heeft gespeeld; deze creatie was absoluut verantwoord en handhaafde zich ook in dit ensemble volkomen. De geboren actrice verloochent zich niet. Maar van de overige spelers bracht niemand het verder dan de middelmaat. Dange (Allain Durthal) was wel een zeer opvliegend heer, die in de eerste acte formidabel veel whisky dronk, maar geenszins een overtuigende doodelijk getroffen echtgenoot; de Gilbert Rollin van Félix Clément was sip en bleek, heel wat meer dan zijn positie vereischte. En vriend Géo (Jean Reynols) leek uit de verte op Hans Albers, zonder diens talent.

Het Gebouw was schraal bezet; men heeft voor Gaby Morlay hartelijk geapplaudisseerd.

M.t.B.