Vasantasena
Nieuwe opvoering van het Indische tooneelspel door het Residentietooneel
Regie-opvattingen van Johan de Meester jr

Het Residentie-Tooneel zal a.s. Zaterdag te 's-Gravenhage de première geven van het oud-Indische tooneelspel Vasantasena, in de vertaling van wijlen den dichter J.H. Leopold. De regie berust bij Johan de Meester Jr.

Deze tooneelgebeurtenis leek ons belangrijk genoeg om er onzen lezers reeds van te voren eenige bijzonderheden over mee te deelen, en Johan de Meester was zoo vriendelijk ons met het oog daarop een en ander te vertellen over stuk en opvoering. Hij heeft van ‘Vasantasena’, dat hier te lande onder den naam ‘Het Leemen Wagentje’ gespeeld werd, een eigen opvatting, die, naar hij hoopt, door zijn regie tot haar recht zal komen.

Voor het oude Indische tooneel bestond n.l. niet het tooneelbegrip, dat in West-Europa den toon aangeeft. ‘Vasantasena’, een van de stukken, die naar uiterlijke kenmerken (rolverdeeling) in twaalf klassen waren ondergebracht, heet een spel ‘van koning Çudraka’; d.w.z. het is afkomstig van een hofdichter, maar de koning is de zoogenaamde auteur. Aan zijn hof, in de oefenzaal der danseressen, vond de voorstelling plaats, die zich kenmerkte door een volkomen afwezigheid van decors en andere tooneelindicatie; wel werd veelvuldig gebruik gemaakt van requisieten (strijdwagens, etc.). Bij de vorige Nederlandsche opvoeringen werden nu de tien oorspronkelijke bedrijven gecomprimeerd tot vijf, en werd geprobeerd, iedere acte in een bepaalde omgeving te plaatsen; daarvoor moet aan den tekst, die nu eenmaal aan andere tooneelwetten gehoorzaamt, soms geweld worden aangedaan. ‘Mijn streven’, aldus De Meester, ‘was het, de “muzikale”, contrapuntische bouw van het geheel vast te houden, door van het decor de realistische uitbeelding verre te houden. Mijn principe komt hierop neer (en hiermee meen ik de Indische conceptie recht te doen), dat het decor niets voorstelt; de tekst suggereert het milieu en ook de handeling.

Ik heb echter geen reconstructie van het oorspronkelijke Indische tooneel beproefd, aangezien de overlevering dienomtrent zeer gebrekkig is, en de geschiedenis van dit tooneel vrijwel verloren is gegaan. Pas Europeesche onderzoekers hebben er zich weer voor geinteresseerd. Uit den tekst blijkt echter, dat men het begrip “handeling” en het begrip “plaats” in deze tooneellitteratuur geheel anders heeft op te vatten dan bij ons het geval is. Eigenlijk kent de schrijver van “Vasantasena” geen plaats in den letterlijken zin des woords.

Om de indeeling in tien bedrijven te kunnen behouden, is de prachtige vertaling van Leopold (die dezer dagen, verzorgd door prof. van Eyck, bij Brusse zal verschijnen) op enkele plaatsen aangevuld op grond van verschillende letterlijke vertalingen (o.a. die van Vogel).

Het Oud-Indische tooneel’, zeide De Meester, ‘staat eigenlijk merkwaardig dicht bij onzen tijd; veel dichter b.v., dan de Grieksche tragedie. Van veel belang voor het oorspronkelijke publiek, maar ook voor ons, zijn de lyrische en didactische gedeelten, die echter in hun geheel te grooten omvang hebben; wij hebben desalniettemin de hoogtepunten van dit lyrisch-didactische toch behouden.’

Hoofdrollen.

Het geheele spel ‘Vasantasena’ is een gedicht, waarin levenswijsheid en humor elkaar afwisselen en doordringen. Het hoofdmotief is de liefde tusschen den edelen Çarudatta en de courtisane Vasantasena; de edele moraal van dit spel zegt: ‘Bescherm hem, die om bescherming vraagt’.

Çarudatta wordt gespeeld door Paul Steenbergen; zijn ‘Lamme Goedzak’ is Maitreya, de komische figuur, Brahmaan en huisvriend van Çarudatta, die door Adolphe Engers zal worden gecreeëerd. De negahirotische Samsthanaka, zwager van koning Palaka, is in handen van den jongen acteur Bob de Lange.

Emmy Meunier speelt Vasantasena. De handeling vindt plaats te Ujjajini in de 5e eeuw onzer jaartelling. Het voordoek, dat bij deze voorstelling wordt gebruikt, is een reproductie van een Rajput-miniatuur en stelt voor hoe Bhagaván den Koning der Olifanten, die in nood verkeert, te hulp komt.