Hoe was 't ook weer?
Blijspel van Herman Roelvink
Centraal Tooneel

Het Centraal Tooneel verstaat doorgaans de kunst om zich een repertoire te kiezen in harmonie met zijn speelstijl, en het heeft daarom in dit seizoen, evenals in vorige, een welverdiend succes gehad; ik behoef slechts te herinneren aan de eminente voorstelling van ‘You Can 't Take It With You’, die m.i. de toch ook bijzonder amusante film nog overtrof. Maar ditmaal heeft men nu eens een minder gelukkige keus gedaan met een nieuw blijspel van Herman Roelvink, waarvan de titel eigenlijk even weinigzeggend is als de inhoud onbeduidend. Men heeft in de laatste jaren niet zooveel meer van Roelvink vernomen; een wederopvoering van zijn ‘Freuleken’ deed ons erkennen, dat het stuk zijn tijd gehad had, en nieuw werk heeft hij bij mijn weten niet aan de openbaarheid prijsgegeven. Had hij dit ‘Hoe was 't ook weer?’ niet beter in portefeuille kunnen houden? Maar ach neen, het bevat toch wel heel veel grappigs, en als het om een avond grappenmakerij te doen is, kan men het werk van Roelvink misschien zelfs even aanbevelen.

Is grappigheid echter hetzelfde als esprit? ‘L'esprit’, schrijft de scherpste en onbevangenste tooneelcriticus van Frankrijk, Paul Léautaud, in zijn ‘Théâtre de Maurice Boissard’, ‘c'est la clairvoyance, la légèreté, le sens de la relativité, le don de l'observation, la pénétration profonde des sentiments et des idées’. Van deze eigenschappen nu heeft Roelvink niets, en dat typeert zijn grappigheid. Hij is au fond een nogal traag reageerende, zwaar op de handsche geest, die echter tot iederen prijs licht en luchtig wil zijn; en juist daarom komt hij niet verder dan deze grappigheid, dan dezen blijspeltoon.

Ik meen bovendien, dat hij in dit genre nog wel eens een gelukkiger hand heeft gehad. Dit laatste stuk heeft zoo weinig substantie, dat de auteur het waagt een niet eens zoo verschrikkelijk amusante vondst (n.l. een sprong in het ‘hiervoormaals’ ter verificatie van het heden, door middel van ‘kristalkijken’ in een kom met water) driemaal te herhalen: eerst Egypte, dan de middeleeuwen, eindelijk Venetië.

Deze uitstapjes in vorige levens dienen om aan te toonen, hoe de capricieuze vrouw Mona, na geaarzeld te hebben tusschen een krachtpatser en een verwijfden dandy, door die vorige levens toch is voorbestemd voor een solieden dokter; tusschen Mr Charles, Prins Lexey en Peter (die met Mona gaat strijken, na het bewijs uit Venetië) springt het balletje van de liefdesroulette heen en weer. Het tooneel stelt voor de Riviera, zoolang er niet kristalkijkend teruggeblikt wordt, en vandaar zeker, dat alle aanwezigen even groote malloten zijn; maar ook in het oude Egypte, aan den middeleeuwschen Rijn op een ridderslot, en in good old Venice was het mallotendom blijkbaar normaal, mag men de fantasie van Roelvink gelooven. In ieder geval verheft zijn blijspel zich nergens boven een trage vaudeville, en culmineert zijn verbeeldingskracht in een tamelijk vermakelijken oom, die in heden en verleden een oogje houdt op de liefdesperikelen van Mona en Peter.

Grappen en grapjes te over, maar geen ‘esprit’; situaties bij de vleet, maar geen compositie; gestandardiseerde blijspelpersonages maar geen wezens van vleesch en bloed: daarmee lijkt mij het peil van ‘Hoe was 't ook weer?’ wel ongeveer aangeduid.

* * *

Het gespeelde stuk slaat op de spelers terug. Wij hebben de uitstekend harmonieerende acteurs van het Centraal Tooneel hier al dikwijls lof toegezwaaid, maar ditmaal willen wij daarmee zuinig zijn. Cees Laseur als de gemoedelijke oom is eigenlijk de eenige hanteerbare rol, waarvan dan ook iets aardigs terecht komt. Mary Dresselhuys als de wispelturige Mona slaat er zich natuurlijk best door, maar zij kan aan de onhoudbaarheid van dit zotte personage niet al te veel veranderen, evenmin als de steeds maar boos kijkende Joan Remmelts (Peter), aan wien Roelvink de taak toebedeelt een vrouw te veroveren, die het zelfs bij bescheiden eischen niet waard kan zijn. Zij allen hebben ruimschoots gelegenheid zich in het Egyptisch, het middeleeuwsch en het Venetiaansch te verkleeden, evenals Jan Teulings (een vervaarlijk krachtpatser door den loop der eeuwen) en Gerard Schild (verwijfd en listig); als verkleedpartij heeft de opvoering stellig groote verdiensten, maar van Laseurs regie zijn wij ander raffinement gewoon. Ans Koppen en Peronne Hosang vertolken een paar toegevoegde vrouwspersonen, die de handeling nog ietwat compliceeren.

Veel publiek en veel waardeering voor de ruimschoots vloeiende grappen.

M.t.B.